Schrijvers in beeld

Auteursportretten schrijven geschiedenis
Geschreven door Marleen de Vries

Welke schrijver wil er niet zichtbaar zijn? In de achttiende eeuw drong definitief het besef door dat een auteursportret belangrijk was voor de verkoop van een werk. Maar hoe liet je jezelf op je voordeligst portretteren? De meest verlichte schrijvers poseerden zonder pruik. Poot, de dichtende boer, wilde perse met een hooivork in beeld. Vrouwelijke auteurs stonden voor een dilemma: wel of niet met decolleté?

Het begin van de literatuurgeschiedenis

Al vanaf de zestiende eeuw stuurden wetenschappers en schrijvers elkaar gegraveerde portretten. Ook in boeken doken vaker afbeeldingen van schrijvers op. Dat was goed voor het publieke imago en de verkoop. Vondel, de beroemdste dichter van het land, werd wel twintig keer geportretteerd. 
Maar met behulp van schrijversportretten kon je ook een literaire canon maken. Dat was het briljante idee van dichter en schilder Arnoud van Halen (1673-1732). Hij wilde gezichten zien bij al die bekende namen uit de literatuur en begon de beroemdste dichters en dichteressen van Nederland zelf te schilderen op kleine miniatuurtjes. Tot zijn dood in 1732 maakte hij 198 portretjes die hij opborg in de laden van een kostbaar wortelnoten kabinetje.
In 1770 werd het op een veiling gekocht door het Leidse dichtgenootschap Kunst wordt door arbeid verkreegen dat zich sterk maakte voor de Nederlandse taal en literatuur. Het zou de portretten gebruiken om er een literatuurgeschiedenis bij te schrijven. Elk jaar werden twee beeltenissen van hedendaagse schrijvers toegevoegd aan het kabinetje dat een ereplaats kreeg in de vergaderzaal. Vanaf 1789 werden er zelfs jaarlijks verkiezingen georganiseerd om te bepalen wie mocht toetreden tot het illustere gezelschap. De jonge Willem Bilderdijk was diep getroffen toen hij werd geportretteerd:

Helaas! ontroerd, verward, verbysterd, opgetoogen,
Verrukt, door zoo veel eer, myn vroege jeugd vergond,
Ontbreekt d’ontroerden geest het staamlend spraakvermogen;
’t Erkentlyk hart welt op; maar de aandrift sluit den mond.

Self fashioning

Over hoe je jezelf in beeld bracht dachten schrijvers vanaf het begin van de achttiende eeuw goed na. Historici noemen dit proces “self fashioning” of zelfrepresentatie. De beroemde dichter Poot tekende protest aan tegen zijn eerste portret. Hij leek wel een burger in plaats van een boer!

Maar wat ontbreekt er nog op ’t fijngekleurd paneel?
Mijn zorg in ‘t akkerwerk, verpoosd door zang en snaren.

Op latere portretten liet hij zich afbeelden met een schop of met een hooivork. Dat paste beter bij wie hij was en bij zijn imago. 
Journalist Jacob Campo Weyerman zette een pruik op met twee artistieke vlechtjes toen Cornelis Troost hem in 1724 portretteerde. Troost (1696-1750) was de beroemdste schilder van het land, tevens acteur, en schilderde vele toneelscènes uit beroemde toneelstukken van tijdgenoten als Pieter Langendijk en Thomas Asselijn.
De meeste schrijvers kozen inderdaad voor een portret met pruik, schrijft het tijdschrift De Kosmopoliet in een satirisch essay uit 1777: 

‘slechts eenen Corneille, eenen Vondel, Antonides, de Haan, en weinig andere poëeten, zien wy met hunne eigen lokken pronken.’ 

Die groep werd in de achttiende eeuw steeds groter. Pruikloze schrijvers benadrukten dat ze niet fake, maar echt waren en dat ze als verlichte Nederlanders stonden voor waarheid en eerlijkheid. Daarmee distantieerden ze zich van ijdele en welgestelde burgers en dominees die niet zonder pruik over straat gingen. 
Het dichtte ook makkelijker zonder pruik, spotte De Kosmopoliet. De tien dichters van het verzonnen Genootschap der Paruiken deden tijdens bijeenkomsten onmiddellijk hun pruiken af, zetten een kalotje op en trokken een kamerjas aan: 

‘nimmer zyn wy met meer innerlyke overtuiging gemoedigd, om daar is een God in ons! uitteroepen, dan wanneer wy van vooren, aan onzen hals, de hembsknoopjes los gerukt hebben.’

Tegen het einde van de eeuw, na de Nederlandse Revolutie van 1795, werd de pruik geassocieerd met de corrupte regent van het ancien régime. Revolutionaire patriotten lieten zich daarom bewust zonder pruik afbeelden. Dat leverde moderne auteursportretten op. Willem Ockerse koos voor gemillimeterd haar, predikant Allard Hulshoff had niet meer dan wat sprietjes in de aanbieding.

Hoe lieten vrouwen zich afbeelden?

Schrijfsters hadden andere problemen. Wilden ze sexy of juist degelijk de harten van hun lezers veroveren? Dichteres Sara Maria van der Wilp koos in 1771 voor een diep décolleté. De publieke opinie was niet mals. De auteur leek wel ‘een Viswyf’ en ‘een onbeschaamde Hoer, met Borsten als Koe-uiëren.’ Geschrokken liet Van der Wilp een nieuw portret graveren waarop haar buste was bedekt.
In 1792 graveerde Reinier Vinkeles de beroemdste dichteres van Nederland, Lucretia Wilhelmina van Merken, heel zedig. Geen boezem te bekennen! Maar begin negentiende eeuw werd ze juist met een verleidelijk decolleté afgebeeld.

Heel lang weigerde Elisabeth Wolff haar lezers te trakteren op haar beeltenis. In 1771 verontschuldigde ze zich er voor in een gedicht. Geen enkel portret leek en ze was niet overtuigd van haar eigen schoonheid:

Geloof me eens op myn woord; Natuur, die schoonheid schenkt, 
Heeft my bedroefd misdeeld.

Ook wilde ze haar uitgever niet op kosten jagen. Pas in 1784 liet de Haagse uitgever Isaac van Cleef Wolff en Deken portretteren als verkoopstunt bij de bewerking die het schrijversduo maakte van de Fabelen van La Fontaine. Wolff en Deken waren inmiddels beroemd dankzij hun briefroman Sara Burgerhart (1782). Eindelijk konden fans zien hoe de schrijfsters er uitzagen. Rond deze tijd was het auteursportret niet meer weg te denken uit de literaire wereld.