Onder de paramariboom
In het najaar van 2025 is het centrale boek van de leesbevorderingscampagne Heel Nederland Leest Onder de paramariboom van schrijver en theatermaker Johan Fretz (1985). De organisatie achter de campagne koos voor dit boek omdat het op 25 november 2025 precies 50 jaar geleden is dat Suriname onafhankelijk werd van Nederland en de relatie tussen Nederland en Suriname een belangrijk thema is in het boek. Fretz beschrijft in Onder de paramariboom de acht dagen die hij voor de eerste keer in Suriname doorbrengt, het land waar zijn moeder is geboren. Het is niet alleen een kennismaking met een nieuw moederland, maar ook een reflectie op zijn jeugd en zijn identiteit.
In de proloog vertelt Fretz hoe een gesprek altijd verliep wanneer witte Nederlanders hem als kind vroegen waar hij vandaan komt. Het was nooit goed als hij zijn geboorteplaats noemde (Dordrecht). ‘Maar waar kom je echt vandaan?’ Nog begrijpt de jonge Johannes niet wat ze precies bedoelen. Pas als ze vragen waar zijn ouders vandaan komen, zegt hij:
‘Papa komt uit Den Haag en mama komt uit de paramariboom, dat is een boom aan de andere kant van de zee en in die boom groeien zwarte mensen zoals mama en Ruud Gullit.’
Johan Fretz wil lang niets weten van die andere kant van zijn afkomst en doet er alles aan om vooral te bevestigen dat hij Hollands is. Daar helpt zijn oer-Hollandse naam ook bij, Johannes. Sinds hij volwassen is, vraagt zijn moeder Virginia hem jaarlijks of hij een keer met haar naar Suriname wil gaan, maar dat weigert hij steevast. Zijn moeder was in zijn jonge jaren lange tijd afwezig door depressies. Johannes vond dat ze zich dan vreemd gedroeg en wilde daar niet mee niet worden geassocieerd. Dit verandert als hij op zijn 29e wordt uitgenodigd om op te treden in Paramaribo in het kader van de aankomende verkiezingen.
Acht dagen
Een week zal hij in Paramaribo verblijven voordat hij zal optreden. Na twee dagen arriveert zijn moeder ook, zij met de KLM – ‘want die storten nooit neer’ – en hij met de Surinaamse luchtvaartmaatschappij. Virginia wil hem eerst de tijd geven zelf de eerste indrukken op te doen van zijn moederland: de warmte, de taxichauffeurs, de verschillende bevolkingsgroepen, het eten, de Surinaams-Nederlandse taal met uitdrukkingen in het Sranan (‘hai baia’, ‘tori’, ‘blaka bakra’, ‘mi gudu’), de gesprekken over Desi Bouterse en de eerste ontmoetingen met zijn familieleden. Al snel merkt Johannes dat strikt op tijd komen heel Nederlands is en dat praten over politiek al snel verdeelt.
Onder de paramariboom bevat acht delen die steeds één dag beslaan en onderverdeeld zijn in verschillende hoofdstukken. In die verschillende hoofdstukken vertelt hij over het verleden van zijn ouders Jan en Virginia, heeft hij ontmoetingen met familieleden en ontmoet hij mensen uit de mediawereld van Suriname. En daartussendoor steeds die leuke jonge vrouw die hij al in het vliegtuig zag en die in hetzelfde hotel verblijft.
De zachtmoedige radicaal
De eerste die Johannes bezoekt is zijn tachtigjarige oom Rudy, die net pindasoep aan het maken is. Hij moppert op de Javanen en begint te vertellen over de gedichten van opa Miel over Suriname, die Johannes van zijn moeder had gekregen en die zijn interesse voor zijn moederland verder aanwakkerden. Rudy vindt veel van die gedichten maar ‘activistische breedspraak’.
Heeft oom Rudy niet gewoon gelijk? Misschien zijn het inderdaad de grootse vertellingen van de kleine, tastbare dingen die onze verbeelding het sterkst tot leven wekken. Misschien zal de beschrijving van hoe iemand in de pindasoep staat te roeren (…) wel meer troost bieden dan een politieke kreet ooit zal kunnen doen. Misschien heb ik het zelf dus al goed gezien: van opa’s strijdlustige oproep tot eenheid gaat iets verbetens uit. De woorden zijn te gezwollen.
Als Rudy Johannes een notitie laat voorlezen die zijn opa ooit schreef over zijn eerste aankomst in Nederland, krijgt Johannes tranen in zijn ogen. ‘Mijn gunst! Inderdaad net je opa. Een zachtmoedige,’ zegt Rudy. Maar zachtmoedigen moeten zich maar verre van politiek houden, vindt hij, want grote veranderingen hebben eerder plaatsgevonden dankzij radicalen. ‘Kun je niet allebei zijn?’ vraagt Johannes. ‘Zachtmoedig en radicaal?’ Johannes voelt sterke verwantschap met zijn opa Miel en diens levenshouding. De theatervoorstelling die Johan Fretz maakte na het verschijnen van Onder de paramariboom heet niet voor niets De zachtmoedige radicaal.
Confrontatie en verzoening
In Suriname beseft Johannes pas echt hoe het voor zijn moeder moet zijn geweest om in Nederland aan te komen en daar te aarden, een gezin te stichten, zich echt thuis te voelen:
Is dat zo gek? Denk ik nu. Duizenden kilometers van de warmte van Paramaribo, tien jaar nadat ze aankwam in Veenendaal. Een achterbuurtflat in Dordrecht. (…) Het is koud. Wat moet ze hier? Ze heeft dan toch eindelijk een kind. Dat wat ze altijd zo graag wilde, maar nu het er eenmaal is, lijkt het besef pas in te dalen over wat de tijd bij haar heeft aangericht. (…) De zwerftochten naar spirituele verrijking hebben de demonen niet getemd, laat staan weggejaagd. (…) In Virginia woekert met negenentwintig jaar het besef dat ze in een vreemd koud land zit opgesloten, met mensen die haar niet begrijpen, die haar niet omhelzen, die haar niet groeten met de warmbloedige knik van de tropen.
Zijn moeder logeert bij nicht Wonny en met haar onderneemt hij uitstapjes naar het huis op stelten waar zij als kind woonde, het graf van haar vader - zijn opa Miel - en naar Commewijne, het district aan de andere kant van de Surinamerivier waar ook Fort Amsterdam ligt en Mildred Duysker woont, de jeugdvriendin van Virginia. Tijdens die uitstapjes hebben Johannes en Virginia confronterende gesprekken die hen langzamerhand dichter bij elkaar brengen. Vaak terugkerend is de opmerking van Virginia dat zij het n-woord wel mag zeggen maar Johannes niet:
‘Waarom mag jij het eigenlijk wel zo noemen?’ Mijn stem trilt. Het klinkt feller dan ik wil. (…)
Mijn moeder kijkt me geschrokken aan.
‘Johannes, dat hoef ik toch niet uit te leggen?’
‘Probeer het toch maar eens’
‘Gewoon. Ik ben een zwarte vrouw. Jij bent geen zwarte man.’
‘Maar toch wel een beetje, of niet?’
‘Een beetje is niet helemaal, Johannes. Voor de helft.’ (…)
‘Niet half, zei je gisteren nog! Dubbel toch? Of nu weer niet?’
‘Schat, het ligt gevoelig’, zegt ze. ‘Ja. Er ligt zoveel gevoelig,’ zeg ik. ‘In deze tijd. Bijna alles.’
Onder de paramariboom is niet alleen een boek over identiteit maar ook een ontroerend verhaal over moeder en zoon, hun confrontatie en hun verzoening, en daarmee ook een verhaal over Nederland en Suriname: het nuchtere Nederland (Johannes) tegenover het spirituele Suriname (Virginia), die uiteindelijk door de ontwikkeling die Johannes doormaakt, verenigd worden in één persoon. Dubbelbloed.
Surinaamse Nederlanders op zoek naar hun roots
In de jaren tien van de 21e eeuw ontstaat er meer bewustzijn voor de Europese geschiedenis van kolonisatie en slavernij, wat zich bij Surinaamse en Caribische Nederlanders onder andere uit in een zoektocht naar hun roots. Vergelijkbare ‘ontdekkingstochten’ als Johan Fretz ondernamen Tessa Leuwsha met Fansi’s stilte (2015) en Raoul de Jong met Jaguarman (2020). Dit soort boeken past goed in de grotere rol die de autobiografie van de schrijver in de Nederlandstalige literatuur gaat spelen in het begin van de 21e eeuw.
Ander werk en prijzen
Johan Fretz debuteerde in 2012 met de roman Fretz2025, waarin hij zich in een fictief verhaal kandidaat stelt als minister-president van Nederland in 2025. Dit boek werd genomineerd voor de Bronzen Uil, een prijs voor debutanten. Twee jaar eerder had hij al een politiek pamflet geschreven: Hart voor kunst - een pleidooi tegen culturele kaalslag. Hieruit bleek al zijn sterke politieke en maatschappelijke betrokkenheid. Onder de paramariboom is de tweede roman van Fretz, waar hij in 2019 de Nederlandse Boekhandelsprijs voor kreeg.