Jaguarman

Raoul de Jong, 2020
Geschreven door Michiel van Kempen

De ondertitel van het in 2020 verschenen boek Jaguarman luidt: Mijn vader, zijn vader en andere Surinaamse helden. Daarmee geeft Raoul de Jong (geboren in 1984 in Rotterdam) al duidelijk aan dat hij zich plaatst in de traditie van zijn vader en grootvader. En hij geeft aan dat zijn boek een bijdrage is om hun een heldenstatus te geven, zoals hij die ook wil geven aan andere, eerder miskende Surinaamse persoonlijkheden. Voorouders en vooroudergeesten die kracht (maar soms ook negativiteit) kunnen doorgeven zijn belangrijk in de cultuur van de Afro-Surinamers. Zij zijn de bewaarders van oude kennis en geven datgene door wat een mens tot een unieke persoonlijkheid maakt (de zgn. kra, de ‘ziel’ van de mens).

Jaguarman is het relaas van een queeste, een zoektocht naar de eigen roots en de eigen identiteit, en ook een zoektocht naar de plaats van het eigen individu in de collectiviteit van wat Surinaams is. Die zoektocht begon op het moment dat Raoul de Jong op 27-jarige leeftijd voor het eerst zijn Surinaamse vader ontmoette die eerder geen enkele rol in zijn leven speelde. Raoul realiseerde zich dat hij die kant van zijn persoonlijkheid nog nooit onderzocht had. In geen van de zeven boeken die hij tot die tijd geschreven had, had hij zich bezig gehouden met zichzelf als mens van kleur, ook niet in het bekroonde debuutboek Stinknegers uit 2004 (een titel waarvan hij later afstand nam). Zijn witte Nederlandse moeder daarentegen kwam al wél in zijn werk voor.

Rituelen

Maar meer nog dan een zoektocht naar genetische afstamming is Jaguarman, een zoektocht naar spirituele eenheid: "Ik hou van het idee dat er iets onzichtbaars is waaraan je dingen kunt vragen." Het is ook geen toeval dat het verhaal begint met een rituele wassing, een reiniging op tien-hoog aan de rand van de Rotterdamse haven, en dat dat ritueel op de laatste bladzijden van het boek terugkeert. De cirkel is dan rond. Raoul de Jong beschrijft het ritueel met ernst, maar het wordt ook een bijna hilarische klungelpartij met een emmer water en kruiden en uiteindelijk met al de trottoirbloempjes die in de Maasstad maar gevonden kunnen worden.

Het recept voor die rituele wassing heeft Raoul in Paramaribo gekregen van misi Elly Purperhart, de wintivoorgangster die op grote feestdagen op het Onafhankelijkheidsplein in Paramaribo de ‘zwarigheden van de mensen wegwaste’. Winti is het uit Afrika stammende geloof dat alles bezield is, niet alleen de mensen maar ook de dingen, en dat de vooroudergeesten tevreden gestemd moeten worden zodat de mens in harmonie kan leven met zichzelf en zijn omgeving.

Bloedlijn

De vader van Raoul blijkt geobsedeerd te zijn door de Heere Jezus en hij is ook niet erg betrouwbaar als het om afspraken gaat, maar tegelijkertijd is hij toch veel meer eigen en warmer dan de wantrouwende zoon aanvankelijk dacht. Met hem start de zoektocht naar een voorvader waarvan verteld wordt dat die over zulke magische krachten beschikte dat hij zich in een jaguar kon veranderen. Is het een voorvader die gezocht moet worden in de Afro-Surinaamse kant van zijn familie? Of juist daar waar het inheemse deel zijn intrede deed in zijn bloedlijn; dat van de ‘Indiaanse’ Arowakkenstam? De jaguar speelt in de mythologische verhalen van de Amazone-inheemsen immers een rol van betekenis. En dan loopt er ook nog een lijntje dat teruggaat op een Chinees, de ‘Gele Keizer’. Raoul de Jong is zelf dan ook een nazaat van inheemse, creoolse (Afro) en Chinese Surinamers.

Het verhaal is geschreven als een toespraak tot een direct aangesproken persoon, de zich in wolken van geschiedenis, mythe en mysterie verbergende Jaguarman. Drie verhaallijnen vlecht Raoul de Jong ineen. Allereerst die van zijn afstamming en familiegeschiedenis. Vervolgens die van de geschiedenis van het land van zijn vader, Suriname, vanaf de eerste schermutselingen van inheemsen met kolonisten en van de zware slavernijeeuwen waarin zijn voorouders zich met pijn en wilskracht staande hielden. En dan is er nog de lijn van de geschiedenis van de laatste decennia.

Jaguarman is een non-fictieboek met elementen van het reisverhaal, het essay, de autobiografie en de literaire beschouwing; zo’n menggenre wordt ook wel een memoir genoemd. Raoul de Jong geeft dus zowel een psychologisch zelfportret, als een reisverslag naar Suriname, als een geschiedenis van Suriname en dan ook nog een leesverslag waarin hij laat zien hoe schrijvers geleidelijk aan de sluiers wegtrekken voor een onbekende wereld. Zo komen mensen voorbij als Anton de Kom, de belangrijke herschrijver van de Surinaamse geschiedenis, maar ook auteurs als Albert Helman en Leo Ferrier. Aan dat complexe verhaal worden dan ook nog de stemmen toegevoegd van de vertellers die De Jong op zijn reis ontmoet. Zo legt de inheemse Josien Aluman-Tokoe hem uit dat je de natuur toestemming moet vragen om er gebruik van te maken:

Ik spreek mijn taal nog, zing mijn liederen nog en gebruik mijn stem. Niet voor mezelf, maar voor mijn ouders en voorouders en voor mijn kinderen. Vandaag komt het Westen terugkrabbelen en zeggen ze dat ze ons willen helpen de natuur te beschermen, maar ik zeg: wij hebben het bos altijd beschermd. Jullie moeten veranderen, wij niet. Het wordt tijd dat jullie gaan luisteren naar óns.

Polyfonie

Met die hele polyfonie van stemmen treedt er gaandeweg een betekenisvolle verschuiving op: de Jaguarman transformeert tot álle lotgenoten. Jaguarman wordt een aanspreking van allen die zich geplaatst weten in de lijn van de zwarte geschiedenis, en uiteindelijk verliest Jaguarman zijn hoofdletter en vloeit ineen met de ik-verteller:

Ik heb gezien wat jullie mij gaven. Er is geen ander verhaal dat ik liever zou doorvertellen. Ik zal er een mooi hoofdstuk van maken. Ik zal de jaguarman zijn die u verdient.

Ook zijn eerdere boeken schreef Raoul de Jong al op de grens van fictie en non-fictie. Realistische verhalen worden met de verbeelding verruimd, journalistieke teksten met wonderlijke observaties boven het alledaagse uitgeheven. In 2023 zou hij dat ook doen met het Boekenweekessay Boto banja – waarmee De Jong de eerste schrijver van kleur werd die het Boekenweekessay schreef. Maar Jaguarman werd zijn meest diepgravende boek. Het boek sprak vooral veel jonge lezers aan die zichzelf ‘bicultureel’ noemen. Het verscheen in een tijd van Black Lives Matter en verhoogt bewustzijn bij velen die nadachten over de betekenis van kolonialisme en racisme en de doorwerking daarvan in de samenleving van vandaag. Jaguarman werd herhaaldelijk voor literaire prijzen genomineerd en Raoul de Jong kreeg er de Anna Blamanprijs voor, de literatuurprijs van de stad Rotterdam. Het is een boek van nadenken over wie je bent, van melancholie maar ook van hoop:

Nederland is mooier geworden. Deze grijze, hoekige wereld onder een potdichte grijze hemel had niet kunnen bestaan zonder die wereld aan de andere kant van de oceaan. Dat maakt deze wereld niet alleen gruwelijker, ook magischer, tropischer en minder plat. De heilige vogels en de heilige bomen zijn hier ook, als je weet hoe je moet kijken.