De Verlichting was een periode waarin gestreefd werd naar meer licht in de duisternis, dat wil zeggen: meer kennis, meer geluk. Het was een Europese beweging die zich vanaf 1670 vanuit Nederland en Engeland gedurende de achttiende eeuw verspreidde over de rest van Europa. Doel was angst en bijgeloof te laten verdwijnen en de mens op zichzelf te laten vertrouwen: op zijn verstand, hart en intuïtie.
Woorden als ‘Verlichting’ en ‘verlichten’ duiden op een proces. De achttiende-eeuwer dacht in termen van dynamiek, beweging en vooruitgang. De wereld veranderde voortdurend en vooral de nieuwe natuurkundige ontdekkingen en technische en medische ontwikkelingen vergrootten het vertrouwen in de toekomst. De verlichte mens was daarom optimistisch en geloofde in een wereld die maakbaar was. Het streven was: geluk voor iedereen.
Mondig worden en kritisch nadenken
Een belangrijke pijler onder de Verlichting was de idee dat niet God, maar de mens zelf verantwoordelijk was voor zijn geluk of ongeluk. Dat was een nieuwe gedachte die men eind zeventiende eeuw voor het eerst vindt in de kring van intellectuelen rond Spinoza. Als startpunt van de Verlichting gelden dan ook de werken van deze Nederlandse filosoof. Volgens Spinoza hield de natuur zichzelf in beweging en was niet God daarvoor verantwoordelijk. In geesten, demonen, de duivel en wonderen geloofde Spinoza al helemaal niet en ook het scheppingsverhaal in de Bijbel leek hem een fabeltje.
Spinoza vond geestelijken overbodig, pleitte voor vrijheid van meningsuiting en tolerantie en voor scheiding van kerk en staat. Al deze ideeën kregen steeds meer bijval in de tweede helft van de achttiende eeuw en werden verder ontwikkeld door ‘philosophes’ als Diderot en Rousseau. Eind achttiende eeuw vatte de Duitse filosoof Kant de Verlichting samen als een proces van mondig worden en van zelf kritisch nadenken. ‘Sapere aude. Heb de moed je van je eigen verstand te bedienen!’ schreef Kant.
Wetenschap en geloof bijten elkaar niet
Die moed hadden achttiende-eeuwse burgers zeker, wat niet wegneemt dat de meeste Nederlanders bleven geloven in God en weinig zagen in een maatschappij zonder de beschavende invloed van religie. Men spreekt daarom ook wel over ‘christelijke’ of ‘gematigde’ Verlichting. Dat was een Verlichting waarbij wetenschap en geloof elkaar niet beten. Lieten niet juist alle nieuwe wetenschappelijke ontdekkingen zien hoe ingenieus het brein van God was? Net als tegenwoordig de Amerikaanse aanhangers van het zogenaamde ‘intelligent design’, beschouwden veel burgers God als de intelligente ontwerper van het heelal.
Radicaler was men op politiek gebied. Vanaf 1780 streden steeds meer mensen voor idealen als vrijheid, gelijkheid en broederschap en probeerden ze het oude politieke systeem, gebaseerd op ongelijkheid, vriendjespolitiek en corruptie, omver te werpen. In de Zuidelijke Nederlanden leidde dat in 1789 tot de Brabantse Omwenteling en in de Noordelijke Nederlanden in 1795 tot de Bataafse Republiek. In beide gevallen betekende dat het einde van de oude machtsverhoudingen.
Nieuwe verspreidingskanalen
Deze revoluties hadden niet kunnen ontstaan zonder de nieuwe verspreidingskanalen waarvan de achttiende eeuw dankbaar gebruik maakte om een groter publiek te voorzien van kennis en dus van onafhankelijkheid. Encyclopedieën behoorden daartoe, evenals tijdschriften en genootschappen. Ook de literatuur speelde een belangrijke rol bij het mondig maken van de burger. Om de veranderingen in de samenleving bij te kunnen benen vernieuwde die literatuur zich voortdurend. Met nieuwe genres als satirische en spectatoriale tijdschriften, briefromans, sentimentele romans, politieke tijdschriften, kinderliteratuur en prozatoneel probeerde men alle lagen van de bevolking aan te spreken: vrouwen en kinderen inclusief.
Aan de hand van die literatuur is ook zichtbaar dat de Verlichting beslist niet alleen de eeuw van de rede was. De achttiende-eeuwer vertrouwde weliswaar op de rede en op zijn intelligentie, maar om kennis over te brengen en te verwerken waren emoties minstens zo belangrijk. Veel van de achttiende-eeuwse literatuur was erop gericht het hart te raken. Hoogtepunt zijn wat dat betreft het burgerlijk drama en de sentimentele romans in het laatste kwart van de eeuw.
Spinoza en de Verlichting
Spinoza was zijn tijd ver vooruit. Hij verdedigde vrijheid van meningsuiting en vrijheid van denken in een tijd waarin er nog volop censuur was. Daarmee stond hij aan de wieg van de Europese Verlichting.
Vlogboek: Een ander gevoel (Verlichting & Romantiek)
De overheersende literatuuropvatting in Nederland aan het einde van de 18e eeuw zou je een ‘evenwichtspoëtica’ kunnen noemen, waarbij gevoel en verstand gelijk opgaan. Begrippen als authenticiteit en verbeelding, die in de romantiek een belangrijke rol zouden gaan spelen, werden voorzichtig verkend.