Ridderverhalen in de vijftiende en zestiende eeuw

Veranderingen in het genre na de uitvinding van de boekdrukkunst
Geschreven door Elisabeth de Bruijn

De uitvinding van de boekdrukkunst luidde een nieuw tijdperk in voor de verspreiding van verhalen. Tegen het einde van de vijftiende eeuw verschenen ook middeleeuwse ridderromans in druk. Heldenmoed, avontuur en liefde bleven populair, maar de gedrukte romans legden ook andere accenten.

Wie aan middeleeuwse ridderverhalen denkt, ziet al snel oude handschriften voor zich. Vanaf de twaalfde eeuw werden ook in het Middelnederlands verhalen over helden, eer, avontuur, magie en hoofse liefde eeuwenlang met de hand gekopieerd – eerst op perkament, later ook op papier. De uitvinding van de boekdrukkunst zorgde voor belangrijke veranderingen in het boekenbedrijf. Boeken konden voortaan veel sneller, goedkoper en in grotere oplagen worden geproduceerd. Daardoor werden teksten uiteindelijk voor een breder publiek toegankelijk. Ook ridderliteratuur belandde op de drukpers. De vroegst gedrukte ridderromans leken nog sterk op de oude middeleeuwse handschriften, maar gaandeweg veranderde zowel de vorm als de inhoud van deze romans.

Van rijm naar proza

Een van de middeleeuwse ridderverhalen die in gedrukte vorm nog sterk lijkt op een handschrift, is Karel ende Elegast. Dit bekende korte verhaal over Karel de Grote werd, net als veel Middelnederlandse ridderromans, geschreven in gepaard rijm. In de vijftiende en zestiende eeuw werd dit verhaal maar liefst zes keer gedrukt – een geluk, want van de handschriften zijn alleen nog een paar fragmenten bewaard. Het is dus te danken aan de gedrukte overlevering dat we deze oude tekst vandaag nog kennen. Maar Karel ende Elegast is in twee opzichten een uitzondering. De meeste andere gedrukte ridderverhalen zijn namelijk niet alleen veel langer, maar ook niet meer op rijm. In de vijftiende en zestiende eeuw las men het liefst verhalen in proza: lopende niet-berijmde tekst. In het Duitse en Franse taalgebied schreef men al langer ridderromans in proza, maar in de Lage Landen viel de opkomst van de boekdrukkunst samen met de doorbraak van het proza in dit genre.

Wat bleef, wat verdween

Verhalen over Karel de Grote bleven geliefd. Naast Karel ende Elegast verschenen bijvoorbeeld ook het Roelantslied, De Vier Heemskinderen en de Historie van Malegijs in druk. Daarnaast kregen middeleeuwse bewerkingen van klassieke heldenverhalen, zoals die over Troje, Jason en Hercules, een tweede leven in druk. Het liefdesverhaal van Floris ende Blancefloer belandde eveneens op de drukpers; in overeenstemming met de nieuwe verhaalvorm werden de oorspronkelijke verzen van Diederik van Assenede omgewerkt tot proza.

Opvallend afwezig in de gedrukte literatuur zijn de verhalen over koning Arthur en de ridders van de Ronde Tafel. Verhalen over Walewein, Lancelot, Perceval en andere ridders waren niet langer populair en zijn in het Nederlands niet in gedrukte vorm bewaard. Er bestaat alleen nog een fragment van de Historie van Merlijn, een kort verhaal met anekdotes over de jonge tovenaar Merlijn. Arthur en zijn ridders komen er niet in voor. Pas in de negentiende eeuw vond een herwaardering van Arthurverhalen plaats, zowel in de wetenschap als in de populaire cultuur.

Internationale invloeden

De drukpers bracht ook ridderverhalen naar de Lage Landen die kort daarvoor in het buitenland waren verschenen. Drukkers hielden scherp in de gaten wat elders succesvol was, in de hoop dat zulke titels ook hier lezers zouden trekken. Een pionier op dit vlak was Gheraert Leeu (ca. 1445/50 - 1492). Hij begon met drukken in Gouda, maar verhuisde al snel naar Antwerpen. In de zestiende eeuw zou de bloeiende handelsmetropool Antwerpen uitgroeien tot een internationaal centrum van boekdrukkunst. Leeu drukte onder andere vertalingen van populaire buitenlandse romans en richtte zich met boeken in verschillende talen niet alleen op een lokaal, maar ook op een internationaal publiek.

Een van de ridderromans die hij publiceerde, was Parijs ende Vienna, de Nederlandse versie van de Franse Paris et Vienne. In dit verhaal wordt ridder Paris verliefd op Vienna, een vrouw van hogere komaf. Zij wordt gedwongen te trouwen met een ander. Om de ongewenste minnaar af te schrikken, laat Vienna stukken kip rotten onder haar oksels. De minnaar denkt dat het einde nabij is en verliest zijn interesse. Vienna blijft trouw aan Paris, die zich intussen bewijst als ridder. Aan het eind overwint de liefde en trouwt het paar alsnog. 

Leeu maakte zijn editie extra aantrekkelijk door er illustraties in op te nemen. Hij liet hiervoor speciaal houtsneden maken. In een paar jaar tijd gaf hij Paris ende Vienna uit in het Frans, Nederlands, Engels en Nederduits. Voor al deze drukken kon hij dezelfde set houtsneden gebruiken: een slimme investering.

Liefde, moraal en jonge lezers

Paris ende Vienna is typerend voor een nieuwe trend in de laatmiddeleeuwse ridderroman: niet langer staat de individuele held centraal, maar een liefdespaar. Ook in verhalen als Ponthus en Sidonie of Peeter van Provencen en Magelone moeten geliefden tal van obstakels overwinnen om uiteindelijk te kunnen trouwen. Vergeleken met de middeleeuwse ridderverhalen die we uit handschriften kennen, krijgen vrouwelijke personages in deze nieuwe romans veel meer ruimte. Ze nemen initiatief, ondergaan beproevingen en tonen morele kracht. De aandacht verschuift van heldendaden naar volharding, trouw, naastenliefde en kuisheid – waarden die passen bij een opvoedende functie van het boek. Overspelige romances zoals die van Lancelot en Guinevere verdwenen uit beeld. Dat heeft er ongetwijfeld ook mee te maken dat veel van deze boekjes bedoeld waren voor een jong publiek.

Een dergelijke nieuwe moraal, die de liefde tussen man en vrouw zo expliciet verbindt met christelijke waarden, is niet te vinden in een ‘oude’ roman als Floris ende Blancefloer, waarin de twee geliefden ongehuwd de nacht doorbrengen in een haremtoren. Wellicht om de kerkelijke censuur te omzeilen, formuleert de proloog een christelijke moraal die niet past bij de rest van het verhaal. Waar de proloog van de oorspronkelijke Floris ende Blancefloer nog hoofse mannen en vrouwen (allen hoefschen lieden, v. 12) aanspreekt, richt de proloog van de gedrukte Historie van Floris ende Blancefleur zich tot jongeren (‘Gij jonge Lieden!’) met de boodschap: wees op je hoede voor aardse liefde, want alleen Gods liefde is eeuwig.

Van vermaak tot lesmateriaal

Voor de tweede helft van de zestiende eeuw en de zeventiende eeuw zijn er veel aanwijzingen dat ridderromans ook werden gebruikt in het onderwijs. Sommige boeken waren populair bij jong en oud, andere werden speciaal aangepast voor onderwijsdoeleinden. Zo bestaat van de laatmiddeleeuwse ridderroman Peeter van Provencen een tweetalige editie (Nederlands-Frans), waarmee jongeren Frans konden leren via een spannend verhaal.

Toch was niet elke roman geschikt voor jeugdige lezers. De kerkelijke autoriteiten stelden lijsten op van boeken die wel of niet (of alleen gecensureerd) gelezen mochten worden. Pikante passages verdwenen zo al snel uit latere drukken – als ze überhaupt nog werden herdrukt, want dat was door de strenge controle niet vanzelfsprekend. Toch zijn er ridderromans die keer op keer werden uitgegeven, soms zelfs tot in de negentiende eeuw. Zo dateert de laatste druk van Floris en Blanchefleur zelfs uit 1895, onder de titel de HISTORIE van FLORIS en BLANCHEFLEUR. Dewelke na datze lange gescheyden waren ende veele perijkelen geleden hadden tot den Houwelijken Staat kwamen. Zeer playzant ende vermakelyk om te leezen. Gedruckt tot Oud-Hollandt by de kinderen van izaak en johannes enschedé, Stadts-Druckers op de Prinsestraet in Laurens Koster.

Helden in harnas - Karel ende Elegast

 

Helden in harnas - Hercules

Expo 'Helden in harnas' - Ridderverhalen

Waarom is Harry Potter eigenlijk een moderne ridder?

Koning Arthur, Merlijn de Tovenaar, de Ridders van de Ronde Tafel, ... Die gaan al mee sinds de middeleeuwen. Hoe komt het dat we die legendarische figuren na 800 jaar nog altijd kennen? Want er waren nog honderden andere verhalen uit die tijd die we nu al lang vergeten zijn. Wat heeft Koning Arthur wél wat vergeten middeleeuwse verhalen niet hebben? Met deze vragen trokken wij naar historisch letterkundige Elisabeth de Bruijn aan de Universiteit van Antwerpen.