Drie Antilliaans-Curaçaose dichteressen

Over de wereld, de liefde en zichzelf
Geschreven door Klaas de Groot

Op de Caribische eilanden schijnt altijd de zon en is de zee altijd blauw, denken veel mensen. Toch is er nog een pluspunt: al die verschillende mensen met hun eigen gebruiken en uitingsvormen, ook op cultureel gebied. Muziek, verhalen en poëzie laten die diversiteit goed zien. Maar naast de verschillen zijn er natuurlijk ook overeenkomsten met Nederland. Schrijvers en schrijfsters van gedichten bijvoorbeeld hebben het vaak over hoe zij het leven en de wereld ervaren, vooral gelet op de liefde of de natuur. Als het gaat over de Caribische eilanden die een rol spelen in de Nederlandse geschiedenis kun je dat goed laten zien aan de hand van de gedichten van drie Curaçaose dichteressen die met flinke tussenpozen met hun werk naar buiten kwamen: Oda Blinder, Aletta Beaujon en Carla van Leeuwen.

Verschillende talen

Gemeenschappelijk hebben deze vrouwen hun milieu en het gebruik van het Nederlands. Voor Beaujon en Van Leeuwen geldt wel dat ze ook heel wat gedichten in het Engels schreven, Oda Blinder enkele in het Spaans. Van het gebruik van die verschillende talen moet je niet opkijken in het Caribisch gebied. Wel is opvallend dat ze alle drie amper in de Curaçaose volkstaal het Papiaments dichtten. Dat zal vooral het gevolg zijn geweest van hun scholing en dus van het milieu waarin zij leefden. Beaujon heeft wel een enkele keer in het Papiaments gedicht. Van Carla van Leeuwen is hierover niets bekend en van Blinder is de bijzondere uitspraak dat ze eigenlijk alleen in het Nederlands kon dichten. De verschillen zitten in hun kijk op de wereld en de medemens. Blinder is het meest in zichzelf gekeerd in het besef dat de liefde voor haar een onmogelijk gebied was. Aletta Beaujon keek meer naar de wereld en Carla van Leeuwen ziet vooral dat deel van de wereld dat ze wil inpassen in haar bestaan.

Oda Blinder (Curaçao 10 november 1918 – aldaar 30 juli 1969)

Oda Blinder is het pseudoniem van Maria Yolanda Corsen. Ze was van de drie de meest geheimzinnige. Vanaf het moment dat ze begon te publiceren in het literaire tijdschrift De Stoep in 1944 hing er een waas van onbekendheid om haar werk. Bijna niemand op het eiland wist wie Oda Blinder was en haar gedichten gaven geen biografische aanwijzingen. Veel lezers vonden de gedichten ook vreemd. Zelf zei ze ooit dat haar poëzie eigenlijk heel simpel was en bestond uit gevoelsbrokken. Haar eerste bundel Brieven van een curaçaose blinde en andere gedichten verscheen in 1968, een jaar voor haar dood. Daarin is al meteen haar belangrijkste onderwerp aanwezig: het gemis van de geliefde en het idee dat dat gemis blijvend is. De toon waarop ze over dat besef schrijft, is gepassioneerd. Ook in de paar gedichten over het eiland, bijvoorbeeld ‘Brievengat’ is een sterk gevoel aanwezig:

Rafels onmacht
door dorre takken,
die buigend braken op het land.
Hun gesteun
verminkt de stilte,
als de zesde vinger
een gave hand.

Verborgenheid

Na de eerste bundel verschijnt na haar dood in 1973 een bundeltje met de titel Incognito, die titel laat weer zien dat de verborgenheid bij haar hoort: ‘incognito’ betekent ‘onbekend’ of ‘onder een schuilnaam’. Hoe lichamelijk de liefde beleefd kon worden blijkt onder meer uit het titelloze gedicht dat begint met de zin: “het gras / is nat, / natter dan / mijn kus; (….)”. De echte naam van de dichteres is inmiddels allang bekend, maar toch verschijnt haar derde bundel, een soort verzameld werk, met de verhullende titel Verzamelde stilte in 1981. In die bundel staat ook ander werk, een soort proza, geschreven op een manier, waardoor het op poëzie lijkt. Er is bijvoorbeeld een reeks teksten met de titel ‘Wazig landschap’. Dan is duidelijk dat het verbergen een rol speelt. In dezelfde bundel staat een aantal gedichten waaruit blijkt dat het Rooms-Katholieke geloof een rol speelde in het leven van deze veel besproken maar weinig bekende dichteres. Terwijl ze toch de allereerste vrouwelijke stem was binnen de Antilliaans/Curaçaose poëzie.

Aletta Clémence Beaujon (Curaçao 1 mei 1933 – Aruba 3 juli 2001)

Aletta Beaujon was een dichteres met oog voor de wereld, die ze voor het eerst zag in de wijk Otrobanda, Willemstad. Meteen na de Mulo vertrok ze naar de VS om een Senior High opleiding te volgen en daarna psychologie te studeren aan de Northwestern University in Evanston / Chicago, Illinois. Tijdens haar Curaçaose schooljaren bezocht ze vaak het landhuis Slagbaai op Bonaire. Een plek die haar zou inspireren bij het schrijven van veel van haar gedichten. Haar eerste bundel uit 1957 heet niet voor niets Gedichten aan de baai en elders. Dat ‘elders’ slaat onder andere op Nederland. Dat land moet op haar een grijzige indruk gemaakt hebben in haar studietijd aan de Universiteit van Amsterdam. Dat is te lezen in de gedichten die ‘Holland’ heten.

Liefde voor Griekenland

Tussen 1957 en 1968 woont ze op Curaçao en in Venezuela. Daarna, in de periode 1969-1980, verblijft ze na een kort huwelijk, met twee zoons voor scholing en studie in Nederland. In die tijd maakt zij met een van haar zoons een reis naar Griekenland. Dat land is voor haar, na Curaçao en Bonaire het meest belangrijk geweest: ze vatte een grote liefde op voor het land met zoveel cultuur, eilanden en een blauwe zee. Het is vooral het eiland Delos geweest dat een inspirerende invloed op haar heeft gehad. Haar tweede publicatie ‘Poems while in Delos’ verschijnt in 1959 en is ook opgenomen in haar verzamelde gedichten De schoonheid van blauw ~ The Beauty of Blue uit 2009. Het is heel mooi om te zien dat in ‘zwemmen’, één van de onderwerpen waar ze over schrijft, Curaçao en de Griekse eilanden samenvallen. Het gedicht ‘Scardana Bay – Piscadera Bay’ laat dat goed zien. Heden en verleden zijn het sterkst verbonden als de ‘ik’ in zee baadt. Gedichten die dit laten zien zijn bijvoorbeeld in ‘Late middag in Athene’, ‘The sea’ en’ Thoughts’ en de ‘Slagbaai-gedichten’ uit haar eerste publicatie.

‘The sea’

Why is it that today I think about the sea
Why is it that today I write about the sea
Why is it that today I feel the sea
so sharply scented
that today I dive unceasingly
to know her depths
and never surfacing again
a life with other colours other drives
the mermaid pleasures of the sands
a blue so dark
I see but inner light
I swim with sight now purified
[…]

Het zwemmen is bij Beaujon niet zozeer het ontspannende dat iedereen zo goed kent die de Caribische eilanden bezocht heeft. Bij haar is het zwemmen verfrissend voor lichaam én ziel. Het lijkt een bijna goddelijk, mythisch zwemmen te zijn. En het is eigenlijk ook bevrijdend voor haar poëzie, wat we lezen in het gedicht ‘A poem lost in the sea’. Want zo is zij dichter bij dat wat haar zo aantrekt: de oude Griekse cultuur en de godenverhalen die daarin zo’n belangrijke rol spelen. Met haar poëzie omspande deze dichteres twee werelden die ver uit elkaar liggen maar in haar gedichten versmolten.

Carla Adolphina van Leeuwen (Caracas, Venezuela 15 augustus 1955 - Curaçao 28 augustus 1980)

Vier jaar woonde Carla van Leeuwen in Venezuela, daarna verhuisde ze naar Curaçao. Daar bezocht ze de lagere en de middelbare school. Ze kwam dus al jong met diverse talen in aanraking. Geen wonder dat ze iets met taal ging doen. Te meer, omdat ook in haar familie schrijvers aanwezig waren. Na de middelbare school heeft ze een korte periode Spaans gestudeerd in Nederland maar dat land beviel haar niet. Terug op Curaçao begon ze met het schrijven van gedichten. Veel werk heeft ze niet nagelaten. Dat kan ook niet, want ze was pas vijfentwintig toen zij haar leven beëindigde. Zoals veel dichters begon zij in een tijdschrift. De gedichten werden kort daarna opgenomen in de bundel Because in 1979. Daarin stonden vijftien gedichten, zeven in het Nederlands, acht in het Engels. Ze bundelde echter niet alle gedichten die ze had. In haar nalatenschap werd nog een verzameling met de titel Interval gevonden en een aantal losse gedichten. Al die gedichten werden opgenomen in Because en andere gedichten, dat verscheen in 2021.

Weerzin tegen volwassenheid

Door haar poëzie wordt duidelijk dat het leven haar niet makkelijk is gevallen. Steeds duiken de tegenstellingen op die zij heftig gevoeld moet hebben. Aan het gedicht ‘I remember’ dat ook in het Nederlands is opgenomen is dat goed te zien. “Ik ben de koningin van het heelal”, schrijft ze daarin. De ‘ik’ herinnert zich de sprookjeswereld van de kleutertijd en de reactie van de boom waarin zij klom. Die tamarinde laat haar lachend weten dat hij groter is dan zij. Ouder geworden doemt het idee op dat de boom omgehakt kan worden, dat de volwassenheid de kindertijd aantast. Het besef van de tegenstelling tussen vroeger en nu, tussen droom en wekelijkheid, samen met soortgelijke tegenstellingen zoals die tussen gevoel en verstand, tussen geheim en bekend, is het belangrijkste onderwerp voor de dichteres. In de wirwar van al die gevoelens en ideeën lijkt er soms troost te zijn in de liefde en in het geloof. Als er al geborgenheid zou zijn, dan zou dat daar zijn. Maar in heel wat gedichten lijkt ‘het doolhof van het eigen ik’, zoals in het gedicht ‘Twijfel’, niet ver weg te zijn. In dat doolhof schuilt een weerzin tegen de volwassenheid. Een weerzin die soms teniet gedaan wordt, zoals te lezen is in het gedicht ‘Mijn kinderschoenen’. Doordat de kinderschoen bij het verleden horen en de grote mensen schoenen nog niet passen, neemt de ‘ik’ een beslissing en loopt blootsvoets:

Mijn kinderschoenen
liggen
achter mij
die van
de volwassenen
passen nog
niet
helemaal
dus
loop ik
maar
blootsvoets.