Doeschka Meijsing

Postmoderne voorloper en ‘oerfeminist’ tegen wil en dank
Eindhoven, 1947 – Amsterdam, 2012
Geschreven door Emma Ringelberg

Maria Johanna - Marjan - Meijsing groeide op in een intellectueel katholiek gezin waar literatuur hoog in het vaandel stond. Haar bijnaam Doeschka verwijst naar een literair personage uit een roman van A. den Doolaard, met hetzelfde donkere haar en eigenwijze karakter. Doeschka Meijsing was er al vroeg van overtuigd dat haar toekomst bij het schrijverschap lag; al op haar twaalfde begon ze met het schrijven van romans, essays en gedichten. In 1974 verscheen haar debuutbundel De hanen en andere verhalen. Haar broer Geerten Meijsing is ook literair auteur, samen schreven ze de dubbelroman Moord & Doodslag (2005). In totaal schreef Doeschka Meijsing vijftien romans die met verschillende prijzen werden bekroond. Zo kreeg voor haar laatste roman Over de liefde (2008) de F. Bordewijkprijs, de Opzij Literatuurprijs en de AKO Literatuurprijs. Robinson (1976), De tweede man (2000) – het boek dat haar doorbraak bij het grote publiek betekende – en Over de liefde (2008) staan op Lezen voor de lijst. Doeschka Meijsing was getrouwd met Xandra Schutte, hoofdredacteur van De Groene Amsterdammer. In 2012 overleed Meijsing aan de gevolgen van een zware operatie.

Revisor-proza en postmodernisme

Doeschka Meijsing werd beschouwd als een van de 'Revisorschrijvers', een groep auteurs rond het tijdschrift De Revisor dat werd opgericht in 1974. Deze schrijvers - die zichzelf overigens niet als stroming of beweging wilden zien - stonden sceptisch tegenover het idee dat de werkelijkheid in taal te vangen is: "Het Revisor-verhaal is een verhaal waarin de werkelijkheid niet als iets vanzelfsprekends wordt opgevat", schreef letterkundige Carel Peeters in een bloemlezing in 1979. Verbeelding speelde dus een grote rol, zowel bij de auteur als bij personages. Dat leidde tot goed doordachte, geconstrueerde en meerlagige literatuur vol symboliek en verwijzingen, in navolging van auteurs als Vladimir Nabokov, Jorge Luis Borges en Simon Vestdijk. Daarom betichtte criticus Aad Nuis de Revisorschrijvers van 'academisme': hij vond dat ze ‘hun verhalen in elkaar (...) zetten zoals ze hebben geleerd andermans verhalen uit elkaar te halen, met veel betekenislagen en versluierde allusies’.

Het Revisorproza kan gezien worden als een vroege variant van het literair postmodernisme, waarin de problematische relatie tussen werkelijkheid en fictie centraal staat. In het kielzog van dat idee wordt de 'taligheid' en het geconstrueerde van een verhaal benadrukt. Zodoende behoort Meijsing, 'een van de uitvinders' van Revisorproza volgens schrijver Herman Stevens, tot de belangrijkste postmoderne literaire auteurs die Nederland rijk is – met Charlotte Mutsaers een van de weinige vrouwelijke schrijvers die in dat verband vaak worden genoemd.

Werkelijkheid, verbeelding en identiteit

In het proza van Doeschka Meijsing is werkelijkheid altijd een diffuus begrip: verhalen en identiteit zijn vloeibaar en kunnen elkaar beïnvloeden. Een goed voorbeeld is De tweede man (2000), waarin ik-verteller Robert onderzoekt wie zijn overleden broer Alexander eigenlijk was. Steeds meer stelt hij zijn broer gelijk aan Alexander de Grote, over wie hij een boek schrijft. En langzaam gaat Robert zelf, ooit een stille en introverte dichter, steeds meer lijken op broer-Alexander, die als een alcoholistische tiran over zijn vrienden heerste:

Op dat moment brak beneden in het huis de hel los. Ik hoorde Kaj vervaarlijk schreeuwen. Andrea’s messcherpe stem sneed erdoorheen en er werd servies aan stukken gegooid. Ik dwong mezelf mijn glas leeg te drinken en een nieuw glas in te schenken. Er kwamen andere scheldende stemmen bij. Pas toen kwam ik de kamer uit en keek van bovenaan de trap op het viertal neer, dat elkaar de hersens probeerde in te slaan, aan elkaar trok en duwde en met stemverheffing het eigen gelijk beargumenteerde. 
‘Ophouden!’ brulde ik uit alle macht, ‘ophouden!!’ Ze hielden allemaal abrupt hun mond, keken naar me op, daar bovenaan de trap en begonnen tegelijk mij uit te leggen wat er aan de hand was, terwijl ze elkaar met rake klappen tot zwijgen probeerden te brengen.

Een encyclopedie van de liefde

Meijsings uitgebreid bekroonde laatste boek Over de liefde (2008) wordt gezien als haar beste werk. Literatuurwetenschapper Maaike Meijer karakteriseert de roman als ‘een wonderlijke encyclopedie van de liefde’. Hoofdpersoon Pip heeft net haar derde lange relatie stuk zien lopen: haar veertien jaar jongere ex-vriendin Jula ging vreemd met een man (‘nog ouder dan ik, getrouwd, op het randje van verlepping’) en iedereen wist dat behalve Pip. Ze sluit zich op in haar appartement en weigert nog iemand te zien. In eenzaamheid maakt ze de balans van haar (liefdes)leven op:

Ik woonde in een ander huis, was niet meer getrouwd, had nog maar de helft van het geld, het meubilair en het boekenbezit tot mijn beschikking en moest het leven in mijn eentje zien door te komen, waar ik vroeger dag en nacht een geliefde om me heen had gehad. Hoe dat allemaal zo gekomen was, was een vraag aan een vacuüm, dat zich slechts langzaam en pijnlijk liet vullen. Ik had er een dagtaak aan. Iets in me had besloten dat de tijd van het huilen voorbij was en gehoorzaam stond ik stram en strak te zijn.

Het lijkt uitzichtloos. Dan komt haar grote jeugdliefde, gymlerares Buri Vermeer, toevallig weer op haar pad. Bovendien reist Pip, als ze voorzichtig weer naar buiten gaat, met haar drie broers naar het Italiaanse vakantiehuis uit hun jeugd. Door terug te gaan naar haar begin – de plek waar ze als kind droomde over haar toekomst, haar eerste liefde – hervindt Pip langzaam zichzelf. Over de liefde draait om het individuele van liefde: om hoe persoonlijk herinneringen en geheimen zijn, en om het verwerken van verlies.

Feminisme

Hoewel ze het als privépersoon eens was met de feministische agenda en door literatuurwetenschapper Maaike Meijer een ‘soort oerfeminist’ wordt genoemd, identificeerde Meijsing zich in haar schrijverschap niet als feminist. Ze vond dat haar keuze voor een mannelijke of vrouwelijke hoofdpersoon werd bepaald door het verhaal, niet door ideologie. Toch is haar werk belangrijk voor de homo- en vrouwenemancipatie: de relaties die ze beschrijft zijn nooit standaardliefdes. Zowel qua gender als qua seksualiteit zijn personages vaak ambigu of zoekende. In veel van haar romans, bijvoorbeeld Tijger, tijger! (1980) en De tweede man (2000), is het bijvoorbeeld lang onduidelijk of de ik-verteller zich identificeert als man of vrouw.