Vrouwen in Suriname in de achttiende eeuw zijn te verdelen in drie groepen: zij die (al dan niet) lazen, zij die fungeerden als personages in literair werk of reisbeschrijvingen en vrouwen die in hedendaagse literatuur over de achttiende eeuw een rol spelen (zowel auteurs als personages van zulke boeken). Dit stuk gaat over de eerste groep: vrouwen die in deze periode lazen of zich bezighielden met lezen.
Vaak wordt gedacht dat cultuur een ondergeschoven rol speelde onder de kolonisten. De passant Marten Douwes Teenstra (1842) schreef dat kolonisten geen belangstelling hadden voor kunsten en wetenschappen en liever met een gevulde buik gingen rusten, lectuur hadden zij niet. Latere studie heeft uitgewezen dat er door de elite wel degelijk gelezen werd, en er tegen 1800 een opleving was van cultuuruitingen. In Suriname werd de eerste krant in 1774 gedrukt en de eerste lokale Almanak in 1793. Er waren diverse bibliotheken, zowel particuliere als openbare. Boeken maakten deel uit van ladingen die naar Suriname werden verscheept en per advertentie te koop werden aangeboden.
Wijsneuzen
Onder de schuilnaam Don Experienta werd in 1771 de satire Het Surinaamsche leeven, toneelschwyzse verbeeld uitgegeven, waarin corrupte planterspraktijken werden gehekeld. In het voorwoord noemt de schrijver dames die ‘in een verliefd boek lezen’. Dat vrouwen zich bezighielden met lezen werd niet onverdeeld gewaardeerd. In Bijdragen tot het menschelijk geluk II (1789) klaagde de auteur dat hij vrouwen kende die verliefd wijsgerige boeken lazen en daardoor hun gezin verwaarloosden. Deze ‘savantes’ (wijsneuzen) voerden hun plichten die ze toebedeeld hadden gekregen door de ‘wijze en milde Natuur’ onvoldoende uit. Deze uitspraken bereikten meisjes in de kolonie, maar hield hen niet tegen om te blijven lezen. Gouverneur Jean Nepveu (een erudiet dagboekschrijver) typeerde hen in 1776: de vrouwelijke sekse was zindelijk en ondanks de weinige scholing waren ze ‘aartig, sneedig, verstandig en schrander’. Maar hun hoofdpassie was toch dansen en opschik, dat konden ze wel twee of drie nachten volhouden.
Leesvoer
Dansen en opschik zijn nog steeds erg populair in Suriname. Toch leerden meisjes die niet voor scholing naar de Nederlanden werden gezonden, allerlei vaardigheden van een gouvernante. Uit haar inventaris blijkt dat Susanna du Plessis, berucht vanwege haar vermeende wreedheden ten opzichte van de slaven, naast een klavecimbel en een gitaar, ook Hollandse en Franse boeken in haar bezit had. Er was heel wat te lezen in de kolonie. In 1757 had Henrietta Benelle-de La Jaille ‘waane- en cederhouten’ boekenkasten met daarin 161 titels. Vooral in het Frans en maar 17 in het Nederlands. Enkele werken die vrouwen konden bekoren waren: Tempel der sang Godinnen, La Spectatrice van Elizabeth Haywood, Les Journees amusantes van Madam de Gomez. Ook de bibliotheek van David Cohen Nassy bevatte titels, aantrekkelijk voor vrouwen, zoals Melange poësis van Madame de Montesson, gedrukt in 1782 in Parijs. Drie titels gaan specifiek over de uitdagingen van het huwelijk: Traite de la jaloesie, au moyens d’entretenir dans le mariage van De Courtin uit 1677. Cerfvol schreef Legislation du divorce uit 1769 en M. De Lignac (1778) l’Homme et de la femme, consideres physiquement dans l’etat du marriages. Uit deze werken blijkt belangstelling voor het instituut huwelijk, seksualiteit en jaloezie. Maar ook scheiding, hoewel de regels in Frankrijk, zoals vastgelegd in deze werken, niet overeenkwamen met die in de Nederlanden (en dus Suriname).
Michiel van Kempen noemt uit de krant De Surinaamsche Nieuwsvertelder van 9 oktober 1788 een advertentie waarin populaire boeken ‘in het Vaderland gedrukt’ openbaar te koop werden aangeboden, waaronder Raadg. van een ongelukkige Moeder aan haare Dogters, Proeve van Vernuft, Gevoel en Smaak, Sentimenteele Echtgenoot, Ferdinand en Constantia, Julia en De Fransche Pamela. Ook staan op de lijst Gesprekken met Emilia en Historie van Sara Burgerhart van Betje Wolff en Aagje Deken. Zeker de titel Raadgeving van een ongel[ukkige] Moeder aan haare dogters intrigeert en De bibliotheek voor dames en jonge Heeren ontbrak niet. Geliefd leesvoer in de Nederlanden vond ook gretig aftrek in de kolonie.
Uit advertenties mag niet worden opgemaakt dat er maar weinig vrouwentijdschriften naar Suriname werden gepost. Er zijn vele particuliere bestellingen, ook van boeken die buiten ons oog vallen en waarvan de inhoud zijdelings kan worden opgemaakt uit privébibliotheken. Plantagedirecteur Dolré had een exemplaar van Boekzaal 1770 waarin bekende personen werden belicht, en men las in Suriname dus over de intellectueel en dichter Anna Maria Schurman. Het was niet onmogelijk dat ook toen allerlei drukwerk door vele handen ging. Op het boek van John Gabriel Stedman, Narrative of a five year’s expediton against the revolted Negroes of Suriname, dat in 1796 uitgegeven zou worden, tekenden enkele dames in. John Gabriel Stedman had een lijvig boek geschreven over de vijf jaar dat hij in Suriname verbleef om te strijden tegen de weggelopen slaven, de Marrons. Naast flora en fauna beschreef hij de kolonie, maar ook zijn liefde voor het mooie mulattenmeisje Joanna, die hij ook tekende. Zijn afbeeldingen zijn wereldbekend en abolitionisten gebruikten deze in hun strijd tegen de slavernij.
Boekproductie
Op een gegeven moment werd er een uitleenbibliotheek opgezet, de rol van vrouwen daarbij is onbekend. Wel weten we dat weduwe Sara de Beer (gehuwd met Vlier en later met Tresfon jr., 1749-1811) uitgeefster-drukker was van Surinaamse couranten en periodieken. Ook in Suriname zelf was er boekproductie, zoals door het dichtersgenootschap ‘Surinaamsche lettervrienden’ waarvan Paul François Roos en Hendrik Schouten bekende leden waren. Hun gedichten vallen onder de noemer planterspoëzie, en bezongen de schoonheid van de kolonie. Weliswaar vanuit de optiek van de gegoede planter, en niet van de slaven. Vrouwen werden ook bezongen, maar waren geen lid van het gezelschap.
Scholen
De mate van ontwikkeling in de kolonie is niet af te meten aan de hoeveelheid leesvoer. Veel vrouwen konden niet schrijven en tekenden met een kruisje. Zoals ook gemanumitteerde zwarte en gekleurde vrouwen dat over het algemeen deden, ook al lieten zij testamenten na met grote vermogens. Denk maar aan Elisabeth Samson, een vrijgeboren zwarte vrouw. Zij werd heel rijk door slim zakendoen, en trouwde als eerste zwarte vrouw met een witte man. Cynthia Mc Leod schreef een roman over haar. Het verhaal gaat dat slaven niet mochten lezen en schrijven. Daar zijn echter tegenverhalen voor en er zijn pogingen geweest om met slavenonderwijs te beginnen. Scholen voor witte meisjes en jongens, waar in het Frans en Nederlands werd lesgegeven, waren er vanaf het begin van de kolonisatie. De mulattenschool waar gekleurde kinderen die waren vrijgekocht les volgden, fungeerde vanaf 1761. De beste leerlingen ontvingen prijzen, ook meisjes. Dat kwam in de krant. P. Dekker, een mulattenschoolhouder, gaf les aan gekleurde kinderen die waren vrijgekocht. In 1763 betaalde het gouvernement hem voor twee maanden om de slavin Dorothea, die eigendom was van de Sociëteit van Suriname, te leren lezen en schrijven. In de census van 1811 zien we regelmatig meisjes onder de gekleurde bevolking die ‘schoolgingen’.
Vrouwen, die als gezinshoofd stonden geregistreerd, zetten meestal een kruisje onder officiële documenten. Soms plaatsten ze hun handtekening, zoals de gekleurde Elisabeth Meyerhoff, die een school beheerde. Was zij wellicht de eerste gekleurde juffrouw, nog voor Johanna Jonas, die de onderwijzeres werd van Maria Vlier? Maria ontving in 1838 bij de jaarlijkse ‘uitdeeling van Eereprijzen aan de verdienstelijkste Leerlingen der onderscheidene Scholen’ de vierde prijs en schreef in 1861 een Beknopte geschiedenis van Suriname voor het onderwijs. Vlier sprak diverse talen, en heeft wellicht een deel van de eerdergenoemde aanwezige Franse titels in Suriname gelezen.