Leescultuur in de Republiek

Sporen van lezers in boeken

Lezen voor de lijst: voor sommigen is het een straf, terwijl anderen zoveel mogelijk boeken proberen te verslinden in hun vrije tijd. Je struint door de bibliotheek op zoek naar ongelezen pareltjes, kruipt met een goed boek op de bank, of je zet je e-reader vol met e-books. Om inspiratie op te doen, kijk je op GoodReads welke boeken je vrienden lezen, of je checkt de hashtag #BookTok op TikTok. Maar hoe zit het eigenlijk met de zeventiende-eeuwse lezer? Wie kon er toentertijd lezen, wat las men precies, en hoe las men?

We weten behoorlijk veel over alle teksten die werden geproduceerd in de zeventiende-eeuwse Republiek. Namen van bekende auteurs, drukkers, toneelstukken, boeken en bundels hebben hun plek veroverd in de literatuurgeschiedenis. Over de zeventiende-eeuwse lezer was een lange tijd een stuk minder bekend, maar ook daarover komen we steeds meer te weten. In ieder geval is duidelijk dat de geletterdheid behoorlijk hoog was in de Lage Landen: 60% van de mannen en 40% van de vrouwen in de grote steden kon hoogstwaarschijnlijk lezen en schrijven. Dat is onder andere te zien aan de vele handtekeningen in de ondertrouwregisters in het Amsterdams Gemeentearchief: als je niet kon schrijven, tekende je enkel een kruisje.

Dagboek

Via een aantal wegen kunnen we nog meer te weten komen over de leescultuur: we bezitten nog steeds een enorme hoeveelheid schilderijen uit de vroegmoderne periode, waarop onder meer het dagelijkse leven, en dus ook de leescultuur, in beeld wordt gebracht. Daarnaast lieten sommige lezers een dagboek na, waarin zij opschreven welke boeken ze kochten en lazen. En tot slot hebben we natuurlijk de boeken zelf: ook daarin zijn sporen van lezers terug te vinden.

Lezers in de schilderkunst

Dankzij de florerende schildertraditie in de zeventiende eeuw kunnen we ons iets beter een voorstelling maken van de vroegmoderne leescultuur. Een bekend schilderij is dat van Johannes Vermeer, waarin een vrouw aandachtig een brief leest in het ochtendlicht. De schilder Gerard Dou legde een oude vrouw vast die uit het evangelie van Lucas leest. Dou heeft eveneens een jonge generatie lezers afgebeeld: op het schilderij De avondschool is te zien hoe een groep leerlingen bij kaarslicht leert lezen en schrijven. Ook de krant en het lezen ervan werden regelmatig geschilderd: Adriaen van Ostade schildert een man die een krant voorleest in een wevershuisje, terwijl anderen toeluisteren. De trompe l’oeil of ‘schijnbedrieger’ (omdat het schilderij zo levensecht is) van de Leidse schilder Edward Collier laat zien dat kranten, brieven en pamfletten inderdaad dagelijkse gebruiksvoorwerpen waren in de zeventiende eeuw.

Schrijvende lezers

De Haagse schoolmeester David Beck (1594-1634) leidde geen lang en gelukkig leven: op zijn 22e trouwde hij, maar in december 1623 overleed zijn vrouw in het kraambed en liet hem achter met drie jonge kinderen. Op 1 januari 1624, als hij net weduwnaar is, begint hij met het bijhouden van een dagboek, en dit dagboek is een van de oudste egodocumenten die we nu nog bezitten. Beck besteedt in zijn dagboek veel aandacht aan hetgeen hij leest, en geeft ons zo een inkijkje in het leven van de zeventiende-eeuwse lezer. Veel van wat hij leest is handgeschreven. Het gaat daarbij niet alleen om brieven, maar ook om gedichten die men overschrijft uit gedrukte werken. Christina Poppings stuurt hem bijvoorbeeld het huwelijksgedicht toe dat Hooft had geschreven voor Maria Tesselschade Roemers. Hooft was niet voornemens om dit soort gedichten uit te geven voor een breder publiek, maar omdat poëzieliefhebbers gedichten kopieerden en met elkaar deelden, kwam het gedicht alsnog buiten Hoofts eigen sociale netwerk terecht. Beck kende Anna Roemers, de zus van Tesselschade, evenmin, maar kreeg wel haar onuitgegeven poëzie onder ogen. Samen met zijn neef leest hij bijvoorbeeld haar berijmde psalmen.

Daarnaast leest Beck ook gedrukte teksten: hij noemt maar liefst 64 verschillende titels, waaronder historische en geografische boeken, bijvoorbeeld het Schilderboeck van Karel van Mander. Ook leest hij werken van diverse Franse dichters en van de Nederlandse dichters Jacob Cats en Jacob Westerbaen. Er is een link tussen hoe oud de werken zijn, en wanneer Beck ze leest: de helft van de Franse boeken die hij leest, zijn ouder dan 30 jaar, terwijl de Nederlandse boeken die hij leest veel recenter uitgegeven zijn. Het laat zien dat gedrukte werken zich traag verspreidden in de vroegmoderne tijd.

Leessporen

Het is niet eenvoudig om sporen van zeventiende-eeuwse lezers terug te vinden in boeken. Dat heeft onder meer te maken met het feit dat leessporen – onderstrepingen, arceringen, aantekeningen in de kantlijn – lange tijd als onbelangrijk en zelfs als onwenselijk werden gezien. Vooral in de negentiende eeuw wilde men graag af van al deze ‘verminkingen’, en werden gedrukte papierbladen vaak gewassen en gebleekt, en werden de randen van boeken afgesneden, om zo alle mogelijke leessporen onzichtbaar te maken. Hierdoor is ongetwijfeld heel veel verloren gegaan.

Toch zijn er boeken die de tand des tijds wel hebben doorstaan, en waarin we leessporen terug kunnen vinden. Een zeventiende-eeuws werk dat veelvuldig is becommentarieerd en volgeschreven tijdens de zeventiende eeuw, is de Palamedes of Vermoorde onnooselheit van Joost van den Vondel. Dit allegorische verhaal over de Trojaanse oorlog gaat eigenlijk over de – in Vondels ogen – onterechte veroordeling van Johan van Oldenbarnevelt als ‘landverrader’ in 1619. Ondanks dat Vondel de boodschap goed verpakte, werd al heel snel duidelijk dat dit een beschuldiging was aan het adres van prins Maurits. Het toneelstuk werd een hit: juist omdat het verboden werd, wilde iedereen het hebben en lezen.

Aantekeningen en leesgenootschappen

Zo circuleerde er een ‘sleutel’ op de personages en aantekeningen bij de toneeltekst, die mensen massaal van elkaar overschreven. In die aantekeningen werd toegelicht naar welke historische gebeurtenis een bepaalde passage in het verhaal verwees. Naast deze politieke aantekeningen in de Palamedes, zijn er ook geannoteerde exemplaren bewaard gebleven met een retorisch-didactische strekking. Hierin wordt de tekst op woord- en zinsniveau geanalyseerd: historische figuren en plaatsen worden onderstreept en in de kantlijn toegelicht, stijlfiguren en beeldspraak worden uitgelegd, en spelfouten of historische onjuistheden worden verbeterd. De twee soorten aantekeningen laten zien dat boeken op verschillende manieren werden gelezen.

Het Palamedes-exemplaar van de dichter en geleerde Joan van Broekhuizen (1649-1707) geeft zelfs een inkijkje in de context waarin het stuk werd gelezen. Van Broekhuizen was lid van een kunstgenootschap dat eens per week bij elkaar kwam. Op deze bijeenkomsten werd telkens een literair werk gepresenteerd en geanalyseerd, en op een dag wordt Vondels toneelstuk kritisch bestudeerd. Van Broekhuizen schreef een verslag van deze bijeenkomst in zijn exemplaar, waarin hij bijvoorbeeld noteert dat het woord ‘spartelvisschen’ problematisch is: ‘spartelende visschen’ was beter geweest, omdat het immers geen ‘soort van vis [is], wiens naam zoo is’.

De zeventiende-eeuwse lezer heeft zeker zijn of haar sporen achtergelaten, maar het vereist wel enig speurwerk om die sporen te ontdekken.

 

Geschreven door Alie Lassche

Interview Annotated Books Online

Interview met Annotated Books Online over leessporen in vroegmoderne boeken, uit het programma 'Westbroek!', uitgezonden in 2013 op RTV Utrecht.