Ze stonden lange tijd bekend als 'de Muiderkring': een groep van schrijvers en andere kunstenaars die regelmatig bijeenkwamen op het Muiderslot. Maar dat is een mythe die door een negentiende-eeuwse, romantische hang naar harmonieuze gezelschappen in het leven is geroepen. In de zeventiende eeuw is er nooit zo'n club geweest. P.C. Hooft woonde op het Muiderslot en nodigde soms vrienden uit. Die kwamen meestal alleen of in een klein groepje. Uit brieven en gedichten valt af te lezen hoe de contacten verliepen en wie wel of niet tot de genodigden behoorde.
Pieter Hooft was in 1609 benoemd tot drost van Muiden. Hij was verantwoordelijk voor de rechtshandhaving in de streek en verder voor bijvoorbeeld dijkonderhoud en militaire beveiliging. Zijn ambtswoning was een kasteel: het Muiderslot, een paar uur reizen van Amsterdam. Hij verbleef er vanaf het voorjaar tot de herfst, in de winter woonde hij in Amsterdam.
Hooft en zijn vrouw hielden van goed gezelschap en nodigden graag vrienden uit. De meeste gasten schreven en/of musiceerden in hun vrije tijd, net als Hooft zelf. We weten zeker dat bijvoorbeeld de rechtsgeleerde Hugo de Groot en Laurens Reael (die een tijd gouverneur in Indië was) wel eens naar het Muiderslot kwamen, net als Joost van den Vondel. Jacob Cats is er nooit geweest, waarschijnlijk wel Gerbrand Bredero en Samuel Coster, met wie Hooft in 1617 een nieuw theater in Amsterdam oprichtte, de Eerste Nederduitse Academie. Voor 1630 waren er nog geen groepsbijeenkomsten op het Muiderslot: die vonden toen plaats in Amsterdam, bij Roemer Visscher thuis. Na zijn dood in 1620 zetten zijn dochters Anna en Maria Tesselschade deze gewoonte voort. Op de begrafenis van Roemer Visscher ontmoette Hooft voor het eerst Constantijn Huygens; met hem ontstond een hechte vriendschap.
Literair netwerk
Zo groeide een heel netwerk. Het meest intensieve literaire contact bestond tussen Hooft, Huygens en Tesselschade Visscher. De drie waren aan elkaar gewaagd en schreven spitsvondige, uitdagende gedichten, waarin ze bijvoorbeeld steeds dezelfde rijmwoorden gebruikten. Toen Huygens in 1621 naar Engeland ging, maakte Hooft voor hem een afscheidssonnet, waarin de eerste regel op het woord schonken (heupen) eindigde. Huygens dichtte een antwoord op dezelfde rijmwoorden en Anna en Tesselschade Visscher en een paar anderen gingen op dezelfde manier aan de slag. Uiteindelijk ontstond er een reeks van negen ‘schonken’-sonnetten.
De vriendschapsband is ook te zien in het gedicht van Huygens voor Tesselschade Visscher over zijn eerste reis naar het Muiderslot, in 1621. Het was trouwens nog niet zo gemakkelijk om er te komen want uit alle windhoeken kwam slecht weer, zoals uit het zuiden:
Muidse reis
Vochtig Zuien
schort uw buien
over Muien
enen dag,
die ik garen
zonder baren,
stil en klaar
droge zag.
De Zuiderzee was wel vaker onstuimig. Als Hooft aan Tesselschade en haar zus Anna Visscher per boot een meiboom (een traditioneel geschenk) stuurt als dank voor hun bezoek, slaat die overboord. Onmiddellijk maakt hij er een schertsend gedicht bij, dat hij de meiboom in de mond legt:
Een paar jaar later, in 1623, komt Huygens voor niets want Hooft is er niet. Het Muiderslot leek wel een ‘onthoofde’ romp en stond erbij als een vijandige steenklomp, moppert hij tegen de drost in een gedicht. Die antwoordt slim dat Huygens juist het slot in vervoering bracht, waarop Huygens dat compliment weer terugkaatst: alleen Hooft kan die macht over het kasteel uitoefenen.
Maar Hooft kende ook eenzame en droevige jaren op het Muiderslot. In 1624 overleed zijn eerste vrouw Christina van Erp; hun kinderen waren al eerder gestorven. In 1627 hertrouwde hij met Heleonora Hellemans. Hoe gelukkig ze waren blijkt wel uit het volgende versje voor ‘Mijn lieve Leonoor’, waarmee Hooft haar de eerste kersen van het jaar 1630 gaf:
In de bladen van een roosje
vindt gij, o mijn zoetste troostje,
kleine gift. Was zij zo groot
als de gunst: te klein een doosje
was de ganse wereldkloot.
Niets op de wereld is groot genoeg voor hun geluk. Ze nodigen veel vrienden uit. De aanleiding was een aangekondigd bezoek van de stadhouder, Frederik Hendrik. Het slot werd helemaal versierd en er zou toneel gespeeld worden en gezongen. De prins liet op het laatste moment verstek gaan, tot grote teleurstelling van Hooft.
Bedrijvigheid op Muiderslot, maar niet echt een Muiderkring
Er kwamen dus wel vrienden naar het Muiderslot en er werd ook wel eens een gezamenlijke bijeenkomst georganiseerd. Maar in de negentiende eeuw dacht men aan geregelde samenkomsten. Daarmee wilden men aan de tijdgenoten laten zien hoe de harmonie, die uit zo'n Muiderkring zou moeten blijken, in de zeventiende eeuw grote rijkdom en voorspoed had gebracht. Maar het ging om bezoeken van een losse groep dichters, zangers, musici en geleerden, waarvan nu eens de een, dan weer een ander er was. Vondel kwam er maar weinig, hij was niet zo’n gezelschapsman. Huygens had het meestal te druk en hield contact via brieven. Iedereen genoot, Hooft zelf niet in de laatste plaats. Toen Tesselschade na een logeerpartij in 1633 haar slofjes was vergeten, schreef hij haar:
Mejoffre, u hebt hier uw muilen gelaten. Dit is een lelijke vergeetachtigheid. Want het was beter dat u uw voeten vergeten was en wat daar aan vastzit. De vloer, denk ik, heeft u willen houden en u bent haar ontglipt. (…) De stenen en planken liggen te treuren omdat ze niet langer door die zoete stapjes gestreeld worden.
Vanaf 1640 werd het stiller op het Muiderslot. Sommige bezoekers waren al dood, andere ziekelijk, zoals ook Hooft zelf in zijn laatste jaren. Hij stierf in 1647, niet lang na stadhouder Frederik Hendrik.
Podcast: De mythe van de Muiderkring
De fameuze artistieke vriendengroep De Muiderkring blijkt gebakken lucht. Over de bijeenkomsten van deze vriendengroep bij het Muiderslot doen fantastische verhalen de ronde: er werd veel en lekker gegeten, gedronken, gefeest, gediscussieerd, gemusiceerd, er werden nieuwe gedichten voorgedragen en er zouden romances zijn ontstaan… Historicus Lieke van Deinsen – docent aan de Katholieke Universiteit in Leuven – is gefascineerd door deze beruchte ‘bende’ en scheidt de feiten van de fictie.