Trijntje Cornelisdr.

C. Huygens, 1653

Een Zaanse schipper moet een vrachtje lossen in Antwerpen. Zijn vrouw, Trijntje Cornelis, gaat intussen rondkijken in de stad. Ze verzeilt in de rosse buurt en wordt door een hoer en een hoerenloper vakkundig kaalgeplukt en verkracht. De volgende dag neemt ze samen met haar schippersknecht wraak. Zaanse naïviteit verslaat Antwerpse sluwheid – maar dat is niet het hele verhaal.

Dat was nog eens wat anders dan zijn vrienden van Constantijn Huygens gewend waren. Hij stond immers bekend als een deftig man, met een baan aan het hof en vrienden in de hoogste kringen van de Nederlandse maatschappij. Zijn werk had vaak een godsdienstige en intellectuele thematiek en het was ernstig, geleerd en moeilijk. De vernuftige taalspelletjes, de verwijzingen naar klassieke wereld en de moderne wetenschappelijke snufjes waren alleen te volgen voor geconcentreerde lezers met een grote algemene ontwikkeling. En daar kwam hij in 1653 opeens met een platvloerse klucht, Trijntje Cornelisdochter, waarin gevloekt werd, gezopen, verkracht en gevochten! Wat wilde hij?

Fatsoensrakkers

Eigenlijk past dit toneelstuk veel beter bij de rest van Huygens’ werk dan de fatsoensrakkers van toen en nu willen geloven. Neem alleen al de humor, de relativering van ernstige zaken die bij Huygens altijd aanwezig is. Of neem het taalgebruik, ook hier raak en scherpzinnig. En de kern van deze klucht is dezelfde als Huygens’ voornaamste levensles: de mens overschat zichzelf en maakt fouten. Wie die schuld en zijn menselijke zwakheid durft te bekennen, kan op Huygens’ sympathie rekenen: eerlijkheid boven alles. Dan maakt het niet uit tot welke maatschappelijke groep iemand hoort, hoog of laag.

Zo komen we terecht bij het pasgetrouwde stel Klaas en Trijn, uit Zaandam. Als Klaas naar Antwerpen moet, wil Trijn graag mee en hij heeft haar liever bij zich dan onbewaakt thuis, dus ze mag. In Antwerpen kijkt ze haar ogen uit: drukke straten, kerken, kloosters. Van de taal verstaat ze niets, totdat Marie (Maai) haar aanspreekt en doet alsof ze Zaandam en Waterland kent. Trijn laat zich meenemen naar de kroeg, waar ze honderduit vertelt, teveel drinkt en in slaap valt. Dan grijpen Maai en de hoerenloper Francisco in onvervalst Antwerps hun kans:

Francisco
Ô Spoinsse waijn der waijne
wa komd’ ons wel te pas! Wa wast e nobel man,
die ou ieerst euijt de dreuijf in 'tvat, en in de kan,
en in se kaeltje goôt! was saijde suet en krachtigh!
Was saijd’ e nobel nat!

Marie
Sie doôr, se slôpt worachtigh,
ofs' inde Roise laegh.

Francisco
Soi doesse toch: moôr, Môij,
in wadden Roose! foeij!

Marie
Da 'n sloôn ick niet ieens gôij,
das goet te kuijsse. Kom, kom lôt ons 'tspel beghinne:
ieerst dese sulvren Riem: doôr sou'ck ick lang veur spinne
eer ickem over wonn. - nouw dese gouwe knopp:
wa droes, het ding is swoôr! - now de muts vande kopp: -
'tis all faijn laijnwaijke: da weet ick wat te leere
da maij wel vughe sal; 'ksal ick't accommodere
all woôrt veur en Princers: nouw 'tLaijfken uijt: houw vast: -
hoe stôde soi? treck staijf. - 'tsloop laijfke van damast?
Neen, 'tis moôr filosell. all goechgenoch veur dachgeld.
As ick 't niew môke souw, het koste mennigh dachgeld.

Francisco
Sie wadden Beurstjens, Môij, waddenen Boesem, sie,
me sous' op ete.

Marie
Sott, wa maijnde dat de die
wa meer zaijn as de maijn? Tis all vell as en ander.

Francisco
Moôr sie, se stoôn soo staijf, soo frôijkens van malkander.

marie
Nouw gô foirt, leurefoôs, wen hebbe geenen taijt
om soo te futsele. Hier, hannen as ghe zaijt,
licht dese plagg wat op, 'ken kan de knoop niet vinde
van heure veurschoot. - still, ick moetem wat ontwinde,
het is hier wa verwert. - doôr is 'tloss. nouw den rock;
den rock loss. woôr's de spleet? - Ba 'tis en ronde klock:
Francisco, woôrs de spleet?

Francisco
Da meughde gaijlie wete,
verstoôn ick maij da stuck, of ben ick ick gesplete?

Marie
Hier isse, recht veur in. wie sou dat rôije? wel,
di Boere kleet is ee mirokeleus gestell.
Moôr, Frans, das enen Rock, das lôke, das zaijn koirde!
En wadde voeijer! sie, waddenen bôij. ken hoirde
van all me laeve noit va sulcken properhaijt.
Nouw 'tzieltje, baij men ziel. woôr is dat ope. baijt: -
woôr is disscheurke; veur, of achter, of ter saije?
All mé veur. das en klucht. hoe wetenset te snaije,
die botte Hollanders!

 

Francisco
O, Spaanse wijn der wijnen,
wat kom je ons goed van pas! Wat was 't een nobel man
die u eerst uit de druif, in 't vat en in de kan
en in zijn keeltje goot! Wat ben je zoet en krachtig,
wat ben je een nobel nat!

Marie
Zie daar: ze slaapt waarachtig
of z'in de rozen lag.

Francisco
Dat doet ze ook, Maai, maar
in wat voor rozen! Foei!

Marie
Daar kijk ik niet eens naar,
da's zo gekuist. Maar kom, laat ons het spel beginnen.
Eerst deze zilv'ren riem. Ik zou lang moeten spinnen
eer ik die kopen kon. En nu die gouden knop.
Amai, wat is die zwaar! Nu 't mutske van haar kop:
dat linnen is heel fijn. Daar kan ik wat van maken
dat mij goed passen zal. Ik zal het zo vermaken
als was 't voor een prinses. Nu 't lijfken uit: hou vast,
sta daar niet zo, help mee. En dit, is dit damast?
Och nee, het is katoen, maar prima kwaliteit!
Als 'k dat moest maken, kostte het me heel wat tijd.

 

Francisco
Zie wat een borstjes, Maai, zie wat een boezem, zie,
om op te eten!

Marie
Zot, ge peinst toch niet dat die
wat meer zijn dan de mijn? 't Is vel zoals een ander.

Francisco
Maar kijk, ze staan zo stijf, zo stevig uit elkander.

Marie
Doe voort, gij beuzelaar, we hebben niet veel tijd
om zo te frutselen. Hier, sukkel dat ge zijt,
til deze lap eens op, ik kan de strik niet vinden
van 't schortje. Sta toch stil! 'k Probeer hem los te binden
hij zit goed in de war... Voilà! Zo! Nu de rok,
de rok los. Waar 's de spleet? Hij is rond als een klok:
Francisco, waar 's de spleet?

Francisco
Dat zoude moeten weten,
daar weet ik niks van af, toch niet van dat soort spleten.

Marie
Hier is ze, vlak van voor. Wat doet zo'n ding nu daar?
Die boerenkleren zitten aardig in elkaar.
Kijk, Frans, da's pas een rok, echt laken, kijk, en koord!
En wat een dure voering! 'k Heb nog nooit gehoord
- Van heel mijn leven niet - van zo veel praal en pracht.
En nu de onderrok. Waar gaat die open? Wacht!
Waar is de spleet? Van voor, van achter of ter zijde?
Alweer van voor. Da's sterk! Hoe weten z' het te snijden,
Die lompe Hollanders.

 

Boontje komt om zijn loontje

Marie is het om de dure kleren te doen, Francisco om de vrouw: even later verkracht hij Trijn en dan laat hij haar achter op een mestvaalt, met oude kleren van hem aan. Een nachtwaker vindt haar en brengt haar terug naar het schip. Klaas slaapt inmiddels, dronken en verdrietig omdat ze Trijn niet konden vinden. Knecht Kees weet raad: de volgende dag lokken Trijn en hij Marie en Francisco het schip in en geven ze een flink pak slaag. Marie krijgt de kleren die Francisco Trijn gisteren had aangetrokken en hij krijgt wat ouds van Kees. Boontje komt om zijn loontje. Trijn vertelt Klaas zoveel als ze kwijt wil en hij is er tevreden mee, allang blij dat ze heelhuids terug is.

Huygens zei zelf dat hij in totaal maar drie dagen aan dit ‘vodderijtje’ gewerkt had. De trefzekerheid van het Antwerpse (Brabantse) en Hollandse taalgebruik, is er niet minder om. Het verhaaltje was in verschillende vormen bekend, Huygens bewerkte het tot een lange klucht van vijf bedrijven, zoals de klasssieke komedies van Plautus en Terentius ook telden.

Het verhaal gebeurt niet ergens ooit en ver weg, maar in de actualiteit van de Nederlanden rond 1650. ‘De Vrede was in ’t land, den uitslag van West-Falen’, luidt de eerste zin en iedereen wist wat dat betekende: het is net na 1648, de Vrede van Münster. Daar was beklonken dat de Noordelijke Nederlanden definitief zelfstandig werden en de Zuidelijke onder Spaans bewind bleven. Zuid en Noord gingen dus als twee gescheiden gebieden verder, maar er was vrede en de oude handelscontacten konden weer opgepakt worden. Huygens maakt het extra realistisch: met de plattegrond van Antwerpen in de hand kun je het verhaal volgen.

Stereotypen

Zoals gewoonlijk in kluchten en komedies zijn de personages stereotypen. In dit geval varieert Huygens op de typen uit de klassieke komedie van de oudheid. Trijn is de keurige jongedame, die toch niet op haar mondje gevallen is en door schade en schande inziet dat ze niet te goed van vertrouwen moet zijn. Haar man Klaas is de hardwerkende, oplettende burger, die zijn zelfstandigheid maar door één iemand laat aantasten: zijn vrouw. Gelukkig weet de nuchtere en slimme schippersknecht Kees, trouw aan zijn baas, de zaken recht te trekken. Marie is de oude geraffineerde hoer, die haar streken thuis krijgt, net als de berooide ‘pol’ (hoerenloper) Francisco, een kale profiteur. Zo krijgen ze allemaal dezelfde les: weet waar je zwakheden liggen, eerlijkheid gaat boven alles.