Gerbrand Adriaanszoon Bredero
Van de zeventiende-eeuwse dichters die de liefde bezongen, is Bredero de bekendste. Dat wil niet zeggen dat alles wat over hem verteld wordt waar is. Integendeel.
Uit Bredero's gedichten rijst op het eerste gezicht het beeld op van een vrolijke Frans en een ongelukkige minnaar die nachtenlang door Amsterdam zwalkte. Hij schreef ook religieuze gedichten en daaruit werd geconcludeerd dat hij tegen het einde van zijn korte leven, onder invloed van ziekte, tot inkeer gekomen en diepgelovig geworden was. Maar dit radicale beeld van Bredero’s leven is een verzinsel uit latere tijd. Bredero lijkt over zichzelf te schrijven, maar dat is niet altijd zo. De reden waarom zijn gedichten zo direct overkomen is dat hij barstte van het talent: het lijkt net of de gebeurtenissen en gevoelens echt zijn.
Gedichten
Bredero’s verzamelde gedichten werden in 1622, vier jaar na zijn dood, uitgegeven door de Amsterdamse uitgever Cornelis Lodewijkszoon van der Plasse. De bundel kreeg de titel Groot lied-boeck en bevatte drie onderdelen: boertige (grappige), amoureuze (liefdes-) en aandachtige (godsdienstige) liederen. Uit de amoureuze afdeling komt bijvoorbeeld het lied waarin een eenzame minnaar ’s nachts over de straat zwerft:
’s Nachts rusten meest de dieren
Op de wijze: Wellustige jongelingen
’s Nachts rusten meest de dieren,
ook mensen goed en kwaad,
en mijn lief goedertieren
is in een stille staat,
maar ik moet eenzaam zwieren
en kruisen hier de straat.
Ik zie het zwerk drijven,
ik zie de klare maan,
ik zie dat ik moet blijven
alleen mistroostig staan.
Ach lief, wil mij gerijven
met troostelijk vermaan.
Ach Lelie, hoog verheven,
verheven in mijn zin,
mijn hope van mijn leven,
gewenste, schoon vriendin,
wil mij nu jonstig geven
een lieve wedermin.
Met hoop en vrees bevangen,
met een gestage strijd
van zorgen en verlangen
verwacht ik nu ter tijd
van u, mijn troost, t’ ontvangen
’t woord, waar men lang om vrijt.
Adieu, prinsesje jeugelijk,
mijn vrouw van mijn gemoed,
adieu en droom geneugelijk
en slaap gerust en zoet.
Ach, ’t is mij zo onmeugelijk
te rusten als gij doet.
Liefde
Bredero was waarschijnlijk een tijdje verliefd op Tesselschade Visscher. Misschien is zij de slapende vriendin uit deze strofen, maar het kan net zo goed iemand anders zijn of zelfs alleen maar een ingebeelde liefde. Het motief van de teleurgestelde minnaar die ’s nachts geen rust kan vinden, komt uit het petrarkisme. In die literaire stroming komen wanhopige minnaars zo vaak voor dat dit liedje niet autobiografisch hoeft te zijn. Ook de liederen die Bredero schreef over ‘Margriete’ gaan niet over een echte vriendin: de dichter vertaalde ze uit Franse teksten over ene ‘Marguerite’.
Theorie vs werkelijkheid?
Vooral in de twintigste eeuw wemelde het van theorieën over Bredero’s leven. Doordat er weinig archiefgegevens over hem zijn, werden de veronderstellingen aanvankelijk nauwelijks weersproken. Uit het gedicht Breero van H. Marsman (1933) en uit De dolle vaandrig. Roman van Breero’s leven van A.M. de Jong (geschreven in 1943, verschenen in 1947) komt hij naar voren als een losbol en een schuinsmarcheerder, die het liefst met boeren en hoeren in de kroeg zat, totdat hij verliefd werd op onbereikbare meisjes. De liefde zou zijn geest op hogere zaken hebben gericht, zeker toen hij een paar maanden voor zijn dood door het ijs zakte en ziek werd. In zijn laatste levensfase, zo dacht men tenminste eerst, berustte hij in zijn naderende dood en schreef hij vrome, religieuze lyriek.
Tegenwoordig denkt men er anders over. We weten nu dat Bredero’s gedichten niet na elkaar, maar tegelijkertijd, door elkaar heen zijn geschreven. Uitgever Van der Plasse heeft na Bredero’s dood zijn liederen gerangschikt per categorie: boertig, amoureus en aandachtig. Dat deed hij niet omdat dat opeenvolgende fasen in Bredero’s leven waren, maar omdat liedboeken toen altijd uit drie delen bestonden. In de vroege twintigste eeuw was men niet meer op de hoogte van die gewoonte, en beschouwde men Van der Plasses indeling als biografische informatie over Bredero.
Over zijn leven
Wat is er over Bredero wèl bekend? Hij woonde met zijn ouders in Amsterdam in de Nes, ging niet naar de Latijnse school en studeerde voor kunstschilder. In Amsterdam was hij belastingambtenaar en vaandrig van de schutterij. Hij begon al vroeg te schrijven en werd lid van de rederijkerskamer D’Eglentier. Na een tijdje wilde hij echter een betere plek om toneelstukken op te voeren en richtte hij samen met zijn vrienden Pieter Hooft en Samuel Coster in 1617 een nieuwe toneelzaal annex school op: De Nederduytsche Academie. Hij had er succes met zijn toneelstukken, die voor het merendeel spelen onder gewone mensen in en om Amsterdam, zoals De klucht van de koe, De klucht van de molenaer en de komedie Spaanschen Brabander. Hij had een scherp oog voor het gedrag van zijn stadgenoten en kon hen prachtig typeren met verschillende soorten taalgebruik.
Dat hij besefte hoe wisselvallig het leven is, blijkt uit zijn lijfspreuk ’t Kan verkeren (veranderen). Hij waarschuwde voor de bedrieglijkheid van uiterlijke schijn: ‘Al ziet men de lui, men kent ze niet’. Bovenal is hij trots geweest op zijn geboortestad, die tijdens zijn leven tot grote bloei kwam, want hij gebruikte zijn afkomst als eretitel: ‘Gerbrand Adriaenszoon Bredero, Amsterdammer’.
SchoolTV: Bredero en Hooft maken samen nieuw theater
Bredero en Hooft veranderden samen het literaire leven in Amsterdam. Zij wilden een echt theater, met echte acteurs. Met veel moeite en grote risico kregen zij dit voor elkaar.
Vlogboek: De snollen van Bredero (in Spaanschen Brabander)
Aan de hand van de scènes met de drie oude mannetjes en de twee snollen in het toneelstuk Spaanschen Brabander bespreekt Jörgen hoe Bredero het publiek confronteerde met zijn eigen vooroordelen en zelfbedrog.
Dichter draagt voor: Bredero
Toen Ramsey Nasr de Nederlandse Dichter des Vaderlands was, presenteerde hij een serie van 21 verfilmde gedichten. Dit is Klaegh-Liedt van G.A. Bredero.
Klara-podcast: Spaanschen Brabander van Bredero
De literaire canon 15, met Joke van Leeuwen. Theaterexperts zijn het erover eens dat Spaanschen Brabander nog steeds één van de beste Nederlandstalige theaterstukken aller tijden is. Een komedie met een scherp oog voor het gedrag van de Amsterdammers in die tijd.