Katechismus der Natuur en Kleine Katechismus der Natuur voor kinderen

Johannes Florentius Martinet (1777-1779)

De Katechismus der Natuur en zijn opvolger Kleine Katechismus der Natuur voor kinderen zijn populair wetenschappelijke naslagwerken over de natuur. Althans, de natuur en de wetenschap zoals die in de achttiende eeuw bekend waren. Voor de dominee Johannes Florentius Martinet (1729-1795) was dat een natuur waaruit voortdurend de grootsheid en slimheid van God blijkt. Martinet gebruikte in beide werken de dialoog: het populairste middel in de achttiende eeuw om kennis over te brengen. Door middel van vragen en antwoorden tussen een leerling en een meester slaagde Martinet erin om de lezer in gewone spreektaal een reusachtige hoeveelheid wetenschappelijke informatie aan te reiken.

In onderstaande fragmenten legt de leraar uit waarom de mens een neus heeft met twee neusgaten en welke dieren het nuttigst zijn.

I.
De wijze Schepper heeft de reuk in de NEUS, net boven de mond, geplaatst, opdat wij onrein, rottend of stinkend voedsel, voordat het in de mond en vervolgens in de maag komt, waar het alles in wanorde zou brengen, en ons gewoonlijk door besmetting de dood aandoet, direct zouden ontdekken en wegwerpen. Om dan ten eerste een perfecte indruk van alle geuren te krijgen, heeft God ons twee neusgaten gegeven, opdat als het ene door een verkoudheid verstopt is, het ander dienst kan doen. [Katechismus der Natuur, deel I, 1777, p. 255].

II.

Vraag. Welke [dieren] zijn het nuttigst?
Antwoord. De paarden, de ossen, de koeien en de schapen houd ik voor het nuttigst.
V. Waarom?
A. Omdat de sterke paarden en ossen zware lasten voor ons kunnen vervoeren en de akker helpen omploegen.
V. En de koeien?
A. Omdat zij melk, boter en kaas geven.
V. Het schaap bezorgt ons ook kaas.
A. Maar al onze schapen leveren ons zoveel kaas niet als de koeien die in Noord-Holland elke dag in de zomer zoveel melk geven dat men er wel honderdduizend ponden kaas van kan maken.
V. Wat is het voornaamste voordeel dat schapen ons brengen?
A. Dat zij ons wol voor kleren geven.
V. Dit zijn dan onze drie nuttigste dieren?
A. Zeker, vooral als men bedenkt dat ze tezamen mest voor de akker geven, en, behalve de paarden, mooi vlees. Zonder al deze diensten zouden wij een droevig en ellendig leven leiden: want wie zou ons kleren geven, wie onze akker omploegen, wie onze lasten vervoeren?
[Kleine Katechismus der Natuur, pp. 67,68]

Verlichting

Martinet vertegenwoordigde bij uitstek de Verlichting van de gemiddelde Nederlandse burger. Die burger wilde begrijpen waarom de wereld in elkaar zit zoals hij in elkaar zit en tegelijkertijd in God blijven geloven. Martinet was daarvoor de aangewezen persoon. Hij had natuurkunde en theologie gestudeerd en werkte als dominee. Zijn bewondering voor de wereld was tegelijkertijd bewondering voor de almacht van God die een ideaal masterplan had weten te ontwerpen.

Al Martinets verklaringen voor het waargenomene zijn in zekere zin een lofzang op het werk van God, die ervoor gezorgd heeft dat de hele aarde in dienst van de mens staat. Toeval bestaat niet en een louter wetenschappelijke verklaring al helemaal niet. Overal zit de hand van God achter. Deze vorm van wetenschap bedrijven staat bekend onder de naam ‘fysicotheologie’.

Luizen zijn er dus om er voor te zorgen dat ook luie en onhygiënische mensen zich wassen en verzorgen. Herten zijn er om op te jagen. Planten zijn groen omdat deze kleur het minst vermoeiend is voor de ogen van de mens. Als Martinet op echt gecompliceerde vragen geen antwoord meer weet, bewijst dat opnieuw hoe intelligent en ondoorgrondelijk God is. Voor veel burgers was deze verzoening tussen ‘ratio’ (de rede) en ‘revelatio’ (de verhalen uit de Bijbel) erg bevredigend. Zo konden ze oude religieuze zekerheden combineren met een nieuw, verlicht wereldbeeld. Martinets werken waren daarom ongekend populair.