Rascha Peper

Auteur van toverachtige romans en korte verhalen
Driebergen-Rijsenburg, 1 januari 1949 - Amsterdam, 16 maart 2013
Geschreven door Maria van Dordrecht & Iris Kater

Sprookjes die geen sprookjes zijn: wie Rascha Peper leest, waant zich een beetje in een kijkdoos, een circus of een magisch-realistische film. Wat gebeurt kan eigenlijk niet waar zijn, maar gebeurt toch. Peper heeft een voorliefde voor personages die niet realistisch zijn en enorm tot de verbeelding spreken: een jugendstilzwembad in een geheime tuin, een wereldvreemd meisje dat zich in een put werpt, een man die zandkasteelbouwer van beroep is. De essentie van Pepers schrijfstijl wordt samengebald in haar korte verhalen, het genre waarin ze met De waterdame (1990) debuteerde. Ze schuwt de romantische symboliek niet: haar werk zit vol met vogels, poppen, schelpen of andersoortige voorwerpen die een speciale betekenis hebben.

Loopbaan

Rascha Peper, pseudoniem van Jenneke Strijland, groeide op in een ‘zeer keurig, behoudend en rustig gezin’ in Driebergen. Ze studeerde Nederlands in Amsterdam en werkte daarna enige jaren in het onderwijs. Omdat haar partner in Wenen werkte als diplomaat, stopte ze met lesgeven. Daar begon op 41-jarige leeftijd haar schrijverschap: omdat ze geen baan meer had en ze net hersteld was van een ernstige ziekte, vond ze dat het ‘er maar eens van moest komen’. Toen ze de pen eenmaal had opgepakt, liet ze ‘m niet meer los: in slechts 23 jaar publiceerde ze maar liefst vier verhalenbundels en elf romans. Daarnaast was ze een gevierd columnist voor NRC Handelsblad. Haar columns werden gebundeld in Stadse affaires (2006) en Fantoompoezen (2012).

Zonderlingen

Oesters (1991), Pepers romandebuut, gaat over een verhouding tussen de jonge Olga en de oudere Frank. Het is in het licht van haar oeuvre een vreemde eend in de bijt. Het heeft namelijk autobiografische elementen en een hoofdpersonage dat sterk op de auteur lijkt. Toch zijn er ook overeenkomsten met haar latere werk: veel van de personages die Rascha Pepers verhalen bevolken zijn verzamelaars of zonderlinge mensen, die een geheim of een vreemde obsessie hebben. Dat geldt ook voor Frank, een kunsthandelaar met een voorliefde voor stillevens. Ook de relatie tussen een oudere man en een jongere vrouw is een terugkerend gegeven in Pepers oeuvre.

Haar personages worden vaak bewogen door heftige verlangens en meegevoerd in een noodlottige samenstroom van krachten waar ze niet tegen bestand zijn. Zo is het hoofdpersonage in Russisch blauw (1995), een historicus genaamd Lex Grol, gefascineerd door de Romanovs: hij kan aan haast niets anders denken dan deze laatste Russische tsarenfamilie en begint langzaam te vermoeden dat hij zelf een erfgenaam is van tsaar Nicolaas II. Deze roman leunt sterk op de historische feiten rondom de laatste dagen van de Romanovs. Voor Russisch blauw ontving Peper de Multatuliprijs. Ook in Vingers van marsepein (2008) vermengde Rascha Peper feit met fictie: ze verrichtte daarvoor uitvoerig historisch onderzoek naar de Nederlandse anatoom Frederik Ruysch. Voor haar roman Dooi (1999), waarin een man vastgevroren zit in het IJsselmeer, deed ze onderzoek naar natuurverschijnselen.

Badeendjes

In interviews benadrukte Rascha Peper dat ze niet de ambitie had om ‘vernieuwend’ te zijn. De thema’s van haar verhalen en romans zijn dan ook klassiek: eenzaamheid, de liefde, de dood. Pepers romantische inslag maakt dat haar boeken en verhalen heel leesbaar zijn: de beelden en personages mogen dan vreemd zijn, ze bewegen zich in een spannend en meeslepend verhaal. Toch paste ze wel degelijk minder klassieke schrijftechnieken toe. Zo begint haar roman Wie scheep gaat (2003) met een passage uit het perspectief van honderden plastic badeendjes, die bij een schipbreuk in de oceaan terecht zijn gekomen. Dit gegeven baseerde Peper op een krantenbericht, zoals vreemde krantenberichten wel vaker de inspiratie vormden voor (details in) haar verhalen.

Ze beschouwde zelf ‘Van het vuil op het hemd van een Montanari’ als haar beste korte verhaal. Hierin komen klassieke elementen uit Pepers oeuvre samen: een zonderlinge figuur genaamd Duvivier verzamelt bijzondere, oude poppen en gaat alle grenzen van het betamelijke over in zijn obsessieve jacht op de poppencollectie van een oudere dame, die hem wantrouwt en op afstand houdt. Zowel de poppenverzamelaar als de oudere dame leven in grote eenzaamheid, die ze verzachten door hun relaties tot de poppen, al nemen die relaties heel verschillende vormen aan.

Ook in Rico’s vleugels (1993) staat verzamelen centraal. De verzameldrift van hoofdpersonage Rico drukt een verlangen uit naar een ander leven. Wanneer hij het begin legt aan zijn schelpenverzameling, verbeeldt hij zich dat er een glansrijke toekomst gloort:

En terwijl hij daar zo stond, één voet aan het asfalt en zijn hoofd in de nek kijkend naar de sterren, was hij dezelfde jongen al niet meer, had hij niets meer te maken met kleine, miezerige uitbuiterijtjes, met hap-snap handeltjes, met klunzige inbraakjes in clubhuizen waar niks te halen viel, met dit hele waardeloze rotdorp en openden zich nieuwe verschieten, een nieuwe, veelbelovende toekomst.

Verzamelen staat in het werk van Peper altijd voor iets groters. Personages raken geobsedeerd door een collectie (een eenheid of heelheid die beschermd dient te worden) als uiting van een lijden of een gebrek in hun leven. De verzameling moet het menselijk tekort goedmaken. De tragiek van Pepers personages is de onmogelijkheid hiervan, die in de tekst vaak door skeptische bijpersonages wordt benadrukt.

Invloed

Peper bewonderde klassieke dichters als Jacques Perk, P.C. Boutens en Leopold. Uit haar werk spreekt ook een voorliefde voor Willem Elsschot, die ook in een sobere, onopgesmukte stijl schreef. Daarnaast bewonderde ze Ferdinand Bordewijk. Elsbeth Etty merkte op dat zijn invloed misschien wel het meest te zien is in Pepers korte verhaal ‘Het slapeloze uur van de nacht’, waarin de hoofdpersoon de Bordewijkiaanse naam Bokslag draagt. Ook Maria Stahlie, Hotz en Voskuil waren voorbeelden voor haar.

Succes

Rico’s vleugels was haar eerste grote succes, hoewel ze het jaar daarvoor al lovende kritieken kreeg voor haar verhalenbundel Oefeningen in manhaftigheid (1992). Schrijver en criticus Doeschka Meijsing schreef in Elsevier over Rico’s vleugels: ‘Er zijn weinig schrijvers die met zo'n ogenschijnlijk gemak een wereld neerzetten waarin de lezer geneigd is honderd procent te geloven, die hem niet van zijn sokken rijdt en desalniettemin ontroert. Het zijn de stijl en de compositie waarin Rascha Peper haar talent toont, niet zozeer de revolutionaire gedachten.’ Dat magisch-realistische en ontroerende is Pepers sterke kant. Haar eigenzinnige en soms ronduit absurde personages zijn desalniettemin geloofwaardig. Niet alle kritieken waren onverdeeld positief. Een terugkerend punt van kritiek is dat Peper te veel uitlegt en te weinig aan de verbeelding van de lezer overlaat. Na haar dood verscheen de bloemlezing Een Siciliaanse lekkernij (2014), waarin Pepers tien beste verhalen zijn gebundeld. Elsbeth Etty schreef een uitgebreid nawoord, dat ook gelezen kan worden als een in memoriam én een inleiding op Pepers werk.