M. Vasalis

Poëzie als tentakel naar het onkenbare
Den Haag, 13 februari 1909 - Roden, 16 oktober 1998
Geschreven door Maaike Meijer

Een van de bekendste gedichten uit de Nederlandse literatuur is De idioot in het bad, van M. Vasalis. We volgen een zwaar geestelijk gehandicapte man, die naar zijn wekelijkse bad gaat. Gelukzalig drijvend in het warme water keert hij terug naar een vroegere fase, als in de baarmoeder, waarin hij nog ongeboren gelukkig was. Vasalis was behalve dichter ook psychiater en werkte in Santpoort met geestelijk gehandicapten. In dit gedicht zie je goed hoe ze literaire taal inzet om haar fijnzinnige blik op de lijdende mens weer te geven:

De idioot in het bad

Met opgetrokken schouders, toegeknepen ogen,
haast dravend en vaak hakend in de mat,
lelijk en onbeholpen aan zusters arm gebogen,
gaat elke week de idioot naar ’t bad.

De damp, die van het warme water slaat
maakt hem geruster: witte stoom…
En bij elk kledingstuk, dat van hem afgaat,
bevangt hem meer en meer een oud vertrouwde droom.

De zuster laat hem in het water glijden,
hij vouwt zijn dunne armen op zijn borst,
hij zucht, als bij het lessen van zijn eerste dorst
en om zijn mond gloort langzaamaan een groot verblijden.

Zijn zorgelijk gezicht is leeg en mooi geworden,
zijn dunne voeten staan rechtop als bleke bloemen,
zijn lange, bleke benen, die reeds licht verdorden
komen als berkenstammen door het groen opdoemen.

Hij is in dit groen water nog als ongeboren,
hij weet nog niet, dat sommige vruchten nimmer rijpen,
hij heeft de wijsheid van het lichaam niet verloren
en hoeft de dingen van de geest niet te begrijpen.

En elke keer, dat hij uit ’t bad gehaald wordt,
en stevig met een handdoek drooggewreven
en in zijn stijve, harde kleren wordt gesjord
stribbelt hij tegen en dan huilt hij even.

En elke week wordt hij opnieuw geboren
en wreed gescheiden van het veilig water-leven,
en elke week is hem het lot beschoren
opnieuw een bange idioot te zijn gebleven.

(M. Vasalis, uit: Parken en woestijnen)

De terugkeer naar de ongeboren staat roept de mogelijkheid op van een hergeboorte als nieuw onbeschadigd mens, maar die belofte wordt niet waargemaakt. De droge handdoek, de stijve harde kleren, ze staan tegenover het vochtige, warme en zachte van het bad waar de idioot weer hardhandig van wordt gescheiden. Deze geboorte uit de baarmoeder van het bad mislukt. De idioot blijft wie hij was.

Vasalis’ werk is vol van beelden van geboorte en de voorgeboortelijke staat. Het is onderdeel van haar passie voor wat buiten de grenzen van het bekende ligt: de droom, dronkenschap, visioen en dood fascineren Vasalis omdat ze allemaal van doen hebben met een grensoverschrijding. Het is alsof zij in haar gedichten steeds over de rand wil kijken van het kenbare. Daarom dicht ze. Haar gedichten komen – zei ze - uit die onbekende gebieden en zijn steeds pogingen daar contact mee te maken.

Vroege leven

Vasalis was een pseudoniem voor Margaretha Leenmans, geboren in 1909. Margaretha werd al snel ‘Kiek’. Kiek Leenmans wordt liefdevol opgevoed. Haar ouders zijn actief in de SDAP, de Socialistische Arbeiders Partij. Kieks moeder vindt haar beste feministische vriendinnen in dat milieu. Kiek zelf heeft gedurende haar hele leven ook hechte vriendschappen, zowel met mannelijke schrijverscollega’s –Victor van Vriesland, Geert van Oorschot en Gerard Reve - als vrouwelijke mededichters – Elisabeth Eybers, Judith Herzberg en Frederike Harmsen van Beek. Ze gaat in 1927 – als jaargenoot van prinses Juliana, voor wie ze later ook toespraken schrijft - medicijnen studeren in Leiden. Dat was toen nog niet heel gebruikelijk. Ze neemt hartstochtelijk deel aan het studentenleven, totdat het wereldje van de ‘èles’ (zo werden de studentes genoemd die lid waren van de VVSL, Vereniging van Vrouwelijke Studenten in Leiden) haar tegen begint te staan. Vasalis wil de wereld verbeteren. Als arts specialiseert ze zich in de psychiatrie omdat het lijden van geesteszieken haar ondraaglijk toeschijnt. Ze werkt in het psychiatrisch Ziekenhuis Santpoort, waar ze last krijgt van een pijnlijke reuma. Om daarvan te genezen reist ze in 1936 naar Zuid-Afrika waar ze tien maanden woont en waar ze opmerkelijk veel gedichten schrijft.

Drie bundels tot 1954

Vanuit Afrika stuurt Vasalis gedichten naar het tijdschrift Groot Nederland, waar ze in 1936 debuteert. Ze kiest dan ook haar pseudoniem, M. Vasalis. In een tijd waarin vrouwelijke auteurs standaard worden onderschat is dat neutrale pseudoniem een goede zet. Menig criticus denkt met een mannelijke debutant van doen te hebben. Onder hen is Menno Ter Braak. Ter Braak is diep geraakt door deze poëzie, met name door het gedicht Tijd. Daardoor staat de jonge Vasalis op de literaire kaart. Haar eerste gedichtenbundel Parken en woestijnen uit 1940 maakt haar daarna op slag beroemd. Er volgt een tweede bundel in 1947 onder de titel De vogel Phoenix en een derde: Vergezichten en gezichten in 1954. Na deze in totaal honderd gedichten raakt Vasalis in een creatieve impasse. Het gaat niet meer. ‘M. Vasalis is dood’ schrijft ze aan haar uitgever Geert van Oorschot, bedroefd maar ook vastberaden. Ze wilde van zijn hardnekkige gevraag om nieuwe gedichten af zijn. Maar… Vasalis’ creatieve kracht kwam op hoge leeftijd terug, wonderbaarlijk genoeg. Daaraan danken we haar laatste, postuum gepubliceerde bundel De oude kustlijn uit 2002.

Later leven

Kiek ontmoet Jan Droogleever Fortuyn in 1938 als collega in het Amsterdamse WG en zal vier kinderen met hem krijgen. Haar huwelijk is op een bepaalde manier zeer vrij en Kiek blijft ook werken als arts. De oorlogsjaren – waarin ze moedige bijdragen levert aan het verzet – hebben Vasalis’ idealistische kijk op de wereld fundamenteel aangetast. De moord op de joden schokt haar diep: idealen hebben daardoor hun levenskracht verloren, de hoopvolle wereld van haar ouders is aan diggelen gegaan, ze voelt zich thuisloos. Ze krijgt het gevoel dat een gedicht slechts ‘een lucifertje bij de brand’ is. Ze verliest in 1943 door een polio-epidemie haar tweede kind van anderhalf jaar oud, Dicky, waarover ze levenslang verdriet zal hebben. Soms denkt ze dat het verlies van creativiteit daar is begonnen. In haar poëzie transformeert het gestorven kind tot de vogel Phoenix, een vogeltje dat zich in een droom stijf om haar vinger klemt en dwingt tot schrijven, haar muze, zoals hier in ‘Phoenix II’:

O kleine phoenix, die mij al te kort bezat,
ik zie de blauwe vuren van zijn ogen,
het lichte wegen op mijn hand, waarop hij zat
ik hoor zijn vleugels zingen, toen hij is opgevlogen…

Haast niet, schreeuw niet van pijn, o hand.
Schrijf door totdat de vingren zijn verbrand.

Ontvangst

Vasalis’ gedichten werden een ijkpunt in de Nederlandse poëzie. Gewone lezers lazen haar stuk, haar bekendste gedichten werden in tal van bloemlezingen en schoolboeken opgenomen. Veel van haar regels zitten in het collectieve geheugen gebeiteld, zoals ‘Ik droomde dat ik langzaam leefde’, of ‘De bus rijdt als een kamer door de nacht’, uit het bekende gedicht ‘Afsluitdijk’:

De bus rijdt als een kamer door de nacht
de weg is recht, de dijk is eindeloos
links ligt de zee, getemd maar rusteloos,
wij kijken uit, een kleine maan schijnt zacht.

Vóór mij de jonge pas-geschoren nekken
van twee matrozen, die bedwongen gapen
en later, na een kort en lenig rekken
onschuldig op elkanders schouder slapen.

Dan zie ik plots, als waar ´t een droom, in ´t glas
ijl en doorzichtig aan de onze vastgeklonken,
soms duidelijk als wij, dan weer in zee verdronken
de geest van deze bus; het gras
snijdt dwars door de matrozen heen.
Daar zie ik ook mezelf. Alleen
mijn hoofd deint boven het watervlak,
beweegt de mond als sprak
het, een verbaasde zeemeermin.
Er is geen einde en geen begin
aan deze tocht, geen toekomst, geen verleden,
alleen dit wonderlijk gespleten lange heden.

M. Vasalis, Parken en Woestijnen, 1940

Poet’s poet

Vasalis was ook een ‘poet’s poet’. Dat wil zeggen: ze had een grote invloed op tal van tijdgenoten en jongere dichters, een invloed die tot op de dag van vandaag voortduurt. Haar aanvaring met de Vijftigers, van wier werk ze het belang niet direct inzag, leverde een (voorbijgaande) deuk in haar reputatie op. Naarmate haar populariteit groeide kwam er soms kritiek op die populariteit op zich. Tot in de jaren tachtig gold het idee dat literatuur per definitie niet populair kón zijn. De smaak van de massa zou per definitie haaks staan op literaire kwaliteit. Deze opvatting is de laatste decennia verdwenen, gekanteld zelfs. Verkoopcijfers gelden nu ook voor schrijvers als een bewijs van kwaliteit, niet als diskwalificatie. Vasalis kreeg belangrijke literaire prijzen, ondanks het feit dat ze na 1954 voornamelijk zweeg: de Constantijn Huygensprijs werd haar in 1974 toegekend en de P.C. Hooftprijs in 1982.