In de tweede helft van de negentiende eeuw verschenen er enkele romans die opschudding veroorzaakten. Het waren steeds boeken met een vrouwelijke hoofdpersoon die zich anders, moediger, zelfstandiger of gepassioneerder opstelt dan men van vrouwen verwachtte.
De lotgevallen van Klaasje Zevenster
Een ongehoord schandaal veroorzaakte de omvangrijke roman van Jacob van Lennep: De lotgevallen van Klaasje Zevenster. Het boek verscheen zoals gebruikelijk in afleveringen (1865-1866). De eerste twee werden met gejuich ontvangen. Van Lennep schrijft over een vondelingetje dat door zeven studenten opgevoed wordt. Het meisje gaat naar een keurige kostschool, maar haar duistere afkomst speelt haar parten. Na de schooltijd komt ze in huis bij een deftige familie in Den Haag. Ze wordt daar belaagd door een hitsige edelman die geen respect voor het adoptiekind heeft, en zij vlucht. Dan komt deel 3 uit. Daarin treft het arme onwetende kind een hoerenmadam die haar onderdak biedt. Onder het publiek breekt dan de hel los. Van Lennep voert de romanlezer binnen in een bordeel, en dat is in het keurige Holland van die tijd ongekend. Hoewel Klaasje haar maagdelijkheid weet te bewaren, komt de lezer of lezeres toch heel wat te weten. Hij leest over de voorbehoedmiddelen die de hoertjes hanteren en hij hoort dat de politie hoerenmadams beschermt. `Een schandelijk boek' luidt de titel van een van de vele brochures die de aanval op Van Lennep openden. De critici spraken over een boek `verderfelijker dan de zedelooste roman’, een `apologie van de wellust’, een `beestachtig tafereel’. In leesbibliotheken werden de betreffende pagina's dichtgeplakt. Maar deze aandacht bevorderde eigenlijk alleen maar de nieuwsgierigheid. Herdrukken verschenen snel in hoge oplagen. Er werd ook een toneelstuk van gemaakt, zoals tegenwoordig een film het noodzakelijk vervolg van een succesvolle roman is.
Lidewyde
In 1868 kwam de criticus Conrad Busken Huet met een roman die evenveel discussie losmaakte als Klaasje Zevenster. Lidewyde is het verhaal van een gepassioneerde getrouwde vrouw, die min of meer uit verveling een naïeve jongeman verleidt. De getrouwde vrouw is van zuidelijke afkomst, de jongen is afkomstig uit een provinciaal milieu en niet bestand tegen de manipulaties van de vrouw. Ze gebruikt hem om te verbergen dat ze een verhouding met een decadente arts en vrouwenverleider heeft. Haar man ontdekt het overspel met de jongen en hij geeft hem de keuze: of zijn knechten zullen hem castreren, of hij krijgt een pistool om zelf een eind aan zijn jonge leven te maken. Het wordt het pistool. Het thema gaat heel ver voor deze tijd in Nederland. Busken Huet kreeg als gewezen predikant te horen dat zijn boek `door en door onzedelijk’ was. Anders dan Klaasje Zevenster werd Lidewyde geen verkoopsucces. De tweede druk verscheen pas vier jaar later. Misschien was Lidewyde te vernieuwend om een succes te worden.
Een liefde
Met Lidewyde naderen we de naturalistische romanschrijvers van het eind van de negentiende eeuw. Er is nog een schandaal voor de nieuwe eeuw aanbreekt, opnieuw naar aanleiding van een vrouwelijke hoofdpersoon. Lodewijk van Deyssel schreef in 1887 Een liefde. Het verhaal gaat over de verwachtingen van een jonge vrouw. Zij verlangt naar haar huwelijk en gelooft werkelijk van haar man te houden, maar komt snel tot de ontdekking dat dat niet wederzijds is. Haar man had al voor het huwelijk contacten met hoeren, en als zij zwanger wordt neemt hij een minnares. Het opzienbarende van het boek schuilt in het hoofdstuk waarin de hoofdpersoon op een warme zomermiddag in de tuin masturbeert, voor het eerst in een boek. De kritiek was zo heftig dat Van Deyssel het boek uit de handel haalde. Voor de tweede druk verwijderde hij de meest aanstootgevende passages.