Aan het einde van de negentiende eeuw kwam de literaire jeugd in opstand tegen de oudere generatie. In door henzelf opgerichte tijdschriften, in Nederland De Nieuwe Gids en in Vlaanderen Van Nu en Straks, publiceerden auteurs als Willem Kloos en Cyriel Buysse hun ideeën.
In 1885 werd in Nederland het tijdschrift De Nieuwe Gids opgericht. Het was een platform voor vernieuwende denkbeelden op het gebied van literatuur, politiek, maatschappij en wetenschap. De Nieuwe Gids werd opgericht door Frederik van Eeden, Frank van der Goes, Willem Kloos, Willem Paap en Albert Verwey. Zij verzetten zich tegen de conservatieve houding van de tijd waarin ze leefden. Het tijdschrift groeide snel uit tot een van de voornaamste culturele tijdschriften van zijn tijd.
Flanor
De jongeren die betrokken waren bij de oprichting van De Nieuwe Gids ontmoetten elkaar regelmatig tijdens de bijeenkomsten van het literaire genootschap Flanor, dat in 1881 was opgericht in Amsterdam. Daar droegen ze voor uit eigen werk en discussieerden ze over de Nederlandse literatuur, die volgens hen toe was aan vernieuwing. Ze hadden genoeg van de moraliserende literatuur, die vaak over geboorte, liefde en deugd vertelde. Hun ideeën wilden ze ook buiten Flanor verspreiden, maar dat lukte niet zo goed. Diverse tijdschriften, waaronder het in 1837 opgerichte tijdschrift De Gids, wilden niets weten van de moderne opvattingen van de jonge generatie. De jongeren besloten daarom een eigen tijdschrift op te richten en dat werd De Nieuwe Gids.
Literaire vernieuwing
De nieuwe ideeën van deze ‘Tachtigers’ waren al vanaf het begin aanwezig in het tijdschrift. Vanaf het derde nummer begon Kloos een nieuwe rubriek, getiteld ‘Literaire kroniek’, waarin de literaire vernieuwing een nog veel duidelijker gezicht kreeg. Dat was overigens wel een exclusief mannelijk gezicht: 'De enige vrouw, die er in de eerste jaargangen ernstig wordt genomen, wier werk er geplaatst en met lof besproken wordt, is Hélène Swarth', schreef Annie Romein-Verschoor in haar Vrouwenspiegel uit 1935. Kloos deelde rake klappen uit naar de oude generatie die de jongeren verweet onzedelijk en onbegrijpelijk te zijn. Hij streefde naar het individuele en subjectieve in de literatuur: een kunst voor weinigen door weinigen. Hij zou zijn literatuuropvatting het best verwoorden bij de bespreking van de dichtbundel Verzen van Herman Gorter. Geïnspireerd door Lodewijk van Deyssel schreef Gorter een reeks sensitivistische gedichten, waarin niet de indrukken van de buitenwereld werden verwoord, maar de indrukken van de ziel. Kloos was vol lof over deze bundel. Naar aanleiding van Gorters Verzen schreef Kloos dat kunst ‘de aller-individueelste expressie van de aller-individueelste emotie’ moet zijn. Deze beroemde uitspraak zou uitgroeien tot dé literatuuropvatting van De Nieuwe Gids.
Scheuren in de redactie
Al snel werden de eerste scheuren in de redactie zichtbaar; de redactieleden begonnen kritiek op elkaar te leveren. Er waren conflicten op persoonlijk vlak, maar ook meningsverschillen over de relatie tussen kunst en samenleving. Aan de ene kant stonden de Tachtigers, die kunst en maatschappij als onafhankelijk zagen. Dat betekent niet dat ze geen belangstelling hadden voor de samenleving. Annie Romein-Verschoor betoogde in haar Vrouwenspiegel (1935) dat er 'een geboeid meeleven en partijkiezen in het leven van hun tijd spreekt’, en dat de Tachtigers ‘als bestrijders en afbrekers van bepaalde vormen van kerkelijkheid, maatschappelijkheid en nationaliteit’ die machten juist wel degelijk erkenden. Maar die sociale kritiek en het verlangen kunst autonoom daarvan te maken stond tegenover socialistische denkers zoals Frank van der Goes, die de twee juist met elkaar wilden verbinden tot zogenaamde ‘gemeenschapskunst’: kunst in dienst van de maatschappij. Die tegenstelling zou uiteindelijk leiden tot de ondergang van het tijdschrift in 1894. Het werd daarna wel voortgezet door Kloos, maar leek in niets meer op het spraakmakende tijdschrift uit het begin.
Vlaanderen
In Vlaanderen speelt zich iets later ook een strijd af tussen literatuuropvattingen van de oudere en jongere generatie. Opnieuw vormde een cultureel tijdschrift de katalysator. In 1893 richtten August Vermeylen, Emmanuel de Bom, Cyriel Buysse en Prosper Van Langendonck het tijdschrift Van Nu en Straks op. Na een korte pauze verscheen er in januari 1896 een tweede reeks. Daarin traden ook Karel van de Woestijne, Stijn Streuvels en Herman Teirlinck op de voorgrond.
Breuklijnen met oudere garde
Van Nu en Straks ontstond in Brussel, waar het kunstgenootschap De Distel regelmatig bijeenkwam. Daar ontmoetten de latere medewerkers van het tijdschrift elkaar en werden de breuklijnen met de oudere garde zichtbaar. Tijdens die bijeenkomsten namen de jongeren ook afstand van de iets oudere auteur Pol de Mont, die wel een boegbeeld was van de l'art-pour-l'artrichting, maar toch te licht bevonden werd om de ommekeer mee in gang te zetten. Art-nouveaukunstenaar en architect Henry van de Velde werd wel bij het project betrokken. Met zijn luxueuze ontwerpen zou hij instaan voor de vormgeving van het tijdschrift.
Avant-gardetijdschrift
In het programma omschreven de redacteurs het blad als een avant-gardetijdschrift, nieuwsgierig naar de kunst-van-nu en de kunst-in-wording. Op artistiek vlak zocht men vernieuwing; literatuur mocht niet langer in dienst staan van nationalistische en religieuze idealen. Maar net als De Nieuwe Gids was Van Nu en Straks geen zuiver literair tijdschrift. Het periodiek zocht op sociologisch, filosofisch en natuurwetenschappelijk vlak aansluiting bij internationale theorieën. Vooral de provocerende essays over allerlei intellectuele problemen sprongen in het oog.
Ophefmakend was bijvoorbeeld Vermeylens ‘Kritiek der Vlaamsche Beweging’ (1896). In dit essay rekende hij af met de geromantiseerde Vlaamse Beweging. Volgens Vermeylen was de Vlaamse Beweging te veel bezig met symboliek en vlaggezwaai, terwijl de heropleving van Vlaanderen enkel mogelijk was door de individuele burger cultureel en geestelijk te ontwikkelen. Er was meer intellect (‘more brains’) nodig, zodat de Vlaams gemeenschap zelfbewust een plaats kon verzilveren in de Europese cultuur.
Impact
Van Nu en Straks probeerde veel tegenstellingen te verzoenen: het individuele en het gemeenschapsgevoel, het nationale en het internationale, de kunst en het leven, enzovoort. Dat leverde net als bij De Nieuwe Gids redactionele geschillen op. In 1901 besliste men een punt achter het periodiek te zetten. Het blad blijft in de Nederlandse literatuur echter een belangrijk referentiepunt, in die mate dat er wel eens gezegd wordt dat dit tijdschrift de Nederlandse literatuur in Vlaanderen voor het eerst heeft vernieuwd. Dat is niet terecht, maar het toont wel de impact van het tijdschrift. Annie Romein Verschoor beschreef hoe de vernieuwing in romans van vrouwelijke auteurs ook beinvloed is door ‘Tachtig’, onder andere het opnemen van het werk van Hélène Swarth in De Nieuwe Gids was van invloed, net als de wijze waarop ze het realisme van de roman van hun tijd verruimden: ‘Nog nooit waren de mogelijkheden zo ruim geweest om in welke vorm dan ook te zeggen wat men te zeggen had’. Vooral ook de ‘vernieuwing van ethische en kulturele normen, waardoor de vrouw zich voor het eerst weer hardop op haar eigen wezen bezinnen kon, de vrijheid om met individuele verlangens voor de dag te komen, die niet langer gespiegeld waren in de ogen van den man tegenover haar’.