Een nieuw lied op de Œgstgeestche vrolykheid

Anoniem liedblad, 1783

Spotten, schelden, stoken. Waar vandaag de dag mensen discussie voeren op sociale media, gebeurde dat in de vroegmoderne tijd vaak in pamfletten met gedichten en liedjes. Een nieuw lied op de Œgstgeestche vrolykheid van den achsten maart 1783, den zogenaamden ridder van Kumpel, student in de regten te Leyden, toegewyd is een sprekend voorbeeld van zo’n opruiende tekst.

Het is 1783. De politieke spanningen in de Republiek lopen hoog op. Twee partijen, de patriotten en de prinsgezinden, staan lijnrecht tegenover elkaar. Ze schelden elkaar uit, stoken elkaar op, en gaan met elkaar op de vuist. Dat levert veel sappig materiaal op om liedjes over te schrijven. Bijvoorbeeld het Een nieuw lied op de Œgstgeestche vrolykheid. De titel van dat lied vertelt ons precies waar de tekst over gaat: het is een liedje voor de prinsgezinde rechtenstudent Jan Willem Kumpel uit Leiden, geschreven naar aanleiding van een zekere ‘vrolijkheid’ die op 8 maart 1783 in Oegstgeest plaatsvond. Maar als we beter naar de tekst kijken, valt er nog veel meer te ontdekken. En er is ook nog een andere aanwijzing in welke context we dit liedje moet lezen, of beter gezegd, horen: de melodie.

Onrust in Leiden

Het conflict tussen de patriotten en prinsgezinden, oorlog en economische achteruitgang zorgden voor veel spanningen in Leiden. De verjaardag van stadhouder Willem V op 8 maart was de lont in het kruitvat. Het patriotse stadsbestuur had alle orangistische festiviteiten binnen de stadsmuren verboden uit vrees voor rellen. Zo kwam het dat Kumpel naar Oegstgeest (een dorp naast Leiden) trok om daar in de herberg van weduwe Krynenburg met veel wijn zijn feestelijk eerbetoon aan de stadhouder te organiseren, net zoals we nu nog steeds koningsdag vieren. Kumpels feest werd echter onderbroken door een groep patriotse studenten. Zij bestormden de herberg en joegen Kumpel naar buiten. Het kwam tot een vechtpartij en het hele gebeuren werd de volgende dagen uitgebreid in de kranten besproken en leidde tot grote spot ten koste van de prinsgezinden. Een nieuw lied op de Œgstgeestche vrolykheid is een voorbeeld van die spot. In het lied wordt Kumpel belachelijk gemaakt als een nep-ridder die het falende beleid van Willem V verdedigt. Luister hier naar het volledige lied:

Audio file
Uitgevoerd door Camerata Trajectina

Een nieuw lied op de Oegstgeetsche Vrolykheid

Een Ridder ging ter boeren Jagt. Ha! Ha!
Maer ziet hy hyt niets t’huis gebragt. Ha! Ha!
De Boertjes, die waeren te loos, te plat,
En riepen: Geen juk om de dit en dat
Ha! Ha! Ha! Ha! Ha! Ha!

De Ridder tracteerde by Moeder Kryn. Ha! Ha!
Hy schonk in het rond de Koele Wyn. Ha! Ha!
De Prins is’er Jaerig! Riep hy – Drinkt mee;
Maer geen van de Boertjes riepen: Hoezee.
Ha! Ha! Ha! Ha! Ha! Ha!

De Ridder die sprak: Hy is ‘er zo goed, Ha! Ha!
Hy is van het oude Nassouwsche bloed. Ha! Ha!
De Boertjes die zeiden: DAT VOELEN WE FEL
HET LAND VAERT DAEROM, GOD BETERT! ZO WEL
Ha! Ha! Ha! Ha! Ha! Ha!

Zie ook de geannoteerde tekst van dit lied (PDF)

Zingen

Veel populaire liedteksten uit de vroegmoderne tijd werden geschreven op bestaande melodieën. Dit muzikale hergebruik noemen we contrafactuur. Het bleek een bijzonder effectieve strategie om de verspreiding van een lied te bevorderen. Het was immers veel makkelijker om een tekst te onthouden als je de melodie al kende. Bovendien was het lied, in tegenstelling tot veel literaire genres, ook toegankelijk voor mensen die niet konden lezen. Daar waren schrijvers van politieke liederen, zoals de auteur van Een nieuw lied op de Œgstgeestche vrolykheid, zich maar al te goed bewust van. Een groot deel van het publieke debat van het Nederlandse revolutietijdvak speelde zich dan ook al zingend af. Het feit dat die liedjes steeds opnieuw gezongen werden zorgde er bovendien voor dat ze zich diep konden verankeren in het collectieve geheugen. Sommige liedjes en melodieën uit die tijd kennen we vandaag de dag nog steeds.

Een prinsgezind deuntje voor een patriots liedje?

Contrafactuur werd ook ingezet om de boodschap van een liedje te versterken. Een nieuw lied op de Œgstgeestche vrolykheid werd gezongen op een zeer bekende melodie uit die tijd, op het liedblad aangeduid als ‘Een braave Jaager voelt geen Kouw’. Die aanduiding verwijst naar een melodie die ook wel bekend was van het prinsgezinde liedje Al is ons prinsje nog zo klein (hier te beluisteren). Willem V was al op 3-jarige leeftijd erfstadhouder geworden toen zijn vader in 1751 overleed. Het stadhouderschap was een positie die ook toen al steeds meer onder druk kwam te staan. Met dit liedje wilden prinsgezinden laten horen dat hoe klein hun prinsje nu nog mocht zijn, hij uiteindelijk wel stadhouder zou worden. En daarin kregen ze in 1766 ook gelijk. Maar door deze zelfde melodie te gebruiken, keerden de patriotten de boodschap om. Zoals vaker eigenden ze zich iets toe wat tegen hen gebruikt werd. Door een melodie die zo sterk met een prinsgezind liedje verbonden was te gebruiken om een prinsgezinde belachelijk te maken zetten de patriotten hun spot nog eens extra kracht bij.

Tegenzang

Natuurlijk bleven de prinsgezinden niet stil. Precies een jaar later, op 8 maart 1784, reageerden ze op het liedje over Kumpel met Een nieuw lied van de Leidsche wevers. Daarin maakten ze het patriotse vrijkorps (een militair genootschap) belachelijk: ‘Daar zouden Heertjes uit jagen gaan, ha ha!’ In dit lied worden de patriotten als laffe nepsoldaten neergezet die het niet durven op te nemen tegen de onbewapende prinsgezinde Leidse wevers. Net als in Een nieuw lied op de Œgstgeestche vrolykheid eindigt iedere regel met een spottend ‘ha ha!’ De melodie waarop deze tegenzang gezongen werd was dus hetzelfde als Al is ons prinsje nog zo klein; zo probeerden de prinsgezinden niet alleen op hun beurt de patriotten belachelijk te maken, ze eigenden zich zo ook ‘hun’ melodie weer opnieuw toe.


Geschreven door Renée Vulto