De morgen loeit weer aan

Tip Marugg, 1988
Geschreven door Jeroen Heuvel

Tip Maruggs roman De morgen loeit weer aan beschrijft de nachtelijke belevenissen van een naamloze ‘ik-figuur’. Filosofische bespiegelingen, koortsdroomachtige gedachtegangen en anekdotes volgen elkaar op in een strak gechronometreerd ritme.

‘Ik’ is het eerste woord van hoofdstuk één en het eerste woord van de laatste alinea van het laatste hoofdstuk. In deze roman lijkt de ik-figuur een beetje op de auteur, die ook liever in de nachtelijke uren dan in de ochtenden op is, en gedecideerd alcohol tot zich neemt. Maar hiermee houdt de vergelijking op. Tip Marugg schrijft fictie, en in fictie gebeurt er veel meer dan in de werkelijkheid.

Elk hoofdstuk van het boek beschrijft een anekdote, filosofische bespiegeling of koortsdroom, in nauwkeurig geconstrueerde taal, met apocalyptische beeldspraak die aan de Armageddon doet denken. De roman speelt zich af in één nacht, terwijl de ik-figuur op de stoep voor zijn huis zit en met strakke regelmaat drinkt. Het verloop van de nacht wordt nauwkeurig – bijna op het obsessieve af – bijgehouden. Het laatste hoofdstuk leest zelfs als een minutes-verslag van een apocalyptisch aandoende nacht, die om 1 uur 30 begint en precies om 3 uur eindigt wanneer de moorddadige tropenzon ontstoken wordt.

Bio- en bibliografie

Silvio Alberto Marugg werd op 16 december 1923 in Curaçao geboren, in het milieu van de witte protestanten die een minderheid vormden binnen de afro-Curaçaose bevolking. Net na de Tweede Wereldoorlog ging hij als journalist werken op de afdeling public relations bij de Shell-raffinaderij, die toen de grootste werkgever op het eiland was. Marugg debuteerde met gedichten in het periodiek de Stoep (1945). Zijn debuutroman Weekendpelgrimage verscheen in 1957. Daarna verschenen In de straten van Tepalka (roman, 1967), Afschuw van licht (gedichten, 1976), De morgen loeit weer aan (gedichten, 1976), De morgen loeit weer aan (roman, 1988) en in het Papiamentu Un prinsipio pa un dikshonario erótiko (woordenboek, 1991). Verspreid over de jaren heeft hij ook poëzie in het Papiamentu gepubliceerd. In 1988 werd De morgen loeit weer aan genomineerd voor de AKO-literatuurprijs. Marugg kreeg in 1989 de hoogste culturele onderscheiding van Curaçao, de Cola Debrotprijs. Op 22 april 2006 is hij op zijn geboorte-eiland overleden.

Titel en structuur

"Heb ik niet altijd, als jongen reeds, het aanbreken van de dag geassocieerd met de dood?" Deze zin, in hoofdstuk twee, verklaart het ‘aanloeien’ van de morgen in de titel. Aanloeien betekent loeiend bedreigen, en loeien komt dan niet van koeien, maar is het uitschreeuwen (van de pijn) of het gieren en huilen (van de wind of vlammen). Het lijkt wel alsof Marugg het woordenboek open op de schrijftafel had liggen. Aan het einde van het boek lees je hoe de ik-verteller over de morgen denkt. ‘De morgen loeit weer aan en is niet te vertrouwen.’ In het eerste hoofdstuk kondigt de verteller aan dat om 3 uur in de ochtend, wanneer ‘de stilte intens en de nacht het mooist is’, de hanen al beginnen te kraaien.

De structuur van zijn literaire werk is grondig doordacht. Als een refrein in poëzie keren sommige zinnen uit het begin later in het boek terug. Op pagina 17 staat: 'Ik heb geen naaste buren en op zulk een uur zijn er geen voetgangers op de weg." Dat is ook de openingszin van de laatste alinea van de roman. Een ander voorbeeld is in hoofdstuk 8 te vinden. In zijn fantasie zal de aarde met alle kwaad en schoonheid over een kwartier niet meer bestaan. Liefst acht alinea’s beginnen met "En ik zie", en, omdat de auteur de lezer af en toe beetneemt, begint één alinea met "En ik kijk".

Taalgebruik en humor

Tip Marugg houdt van taal. Hij beheerst, naast het Papiaments, het Nederlands perfect. Urenlang snuffelt hij in boeken op zoek naar onbekende woorden. Zijn lievelingsboek lijkt De Dikke Van Dale te zijn. In de hier besproken roman gebruikt hij ouderwetse woorden als biezen, sijfelen en zwalpt, of niet algemene als snorken. Maar hij schrijft ook neologismen, woorden die (nog) niet in het woordenboek zijn opgenomen, zoals kokosnotenmentaliteit, maankoortswind of zielstuimel. En hij maakt woordverbindingen die weliswaar niet in Van Dale staan, maar die lijken op bestaande, zoals halfweke of oerdierlijke.

Verlangen naar zelfkennis

De drang om jezelf en de wereld beter te begrijpen is het centrale thema in de roman. De nacht spreekt tot de ik-figuur die op de stoep zit voor zijn huis. Hij vraagt zich niet alleen af wat de zin van het leven in het algemeen is, maar ook wat de zin is die híj aan het leven geeft of kan geven. Hij drinkt volgens een strak schema whisky en bier voor "het effect dat ik in drank zoek om mij weer te herscheppen" (p. 6). De ik-figuur drinkt om met kinderogen naar dieren, planten of stenen te kijken en de dingen nieuw te zien, wat hoop geeft op een bevredigend antwoord naar de zin van het bestaan. Dat antwoord zal ook zijn verlangen naar zelfkennis stillen:

Ik wil dieper in mijn innerlijk kijken, voorbij de duizendmaal duizend vezels van de oogzenuw tot in de nooit rustende halfweke massa, die de lichaamsfuncties en geestelijke processen regelt en waar de oerdierlijke ziel en de goddelijke ziel eindeloos cohabiteren en mijn daden en gedragingen voortbrengen. Ik wil de architectuur ontcijferen van de cellen die mijn levenspatroon eigenmachtig determineren, het circuit van impulsen decoderen dat mij als marionet manipuleert, het territoir van de schepper van mijn lichaam betreden en hem schuchter om enige uitleg vragen.
Als gewoonlijk mislukt elke poging mijzelf te kennen, wordt elke hunkering God aan te raken gestraft. (pp. 111-112)

Een motief dat bij die hunkering hoort, is bijvoorbeeld hoe je God zou moeten dienen. Toen de ik-figuur jong was, heeft hij een poos bij een oom gelogeerd die het evangelie verkondigde.

… wanneer hij ’s middags weg was, las ik stiekem uit de boeken in zijn boekenkast. Dat viel vooral in het begin niet mee, maar al gauw leverde het Spaans geen grote moeilijkheden meer op. Op een enkele na waren het allemaal religieuze boeken waarvan ik de moeilijke passages veelal niet snapte, maar doordat ik zoveel las over religie en geloofszaken en hoe goed de mens hoort te leven, begon ik mij hevig te interesseren voor de keerzijde van de medaille die ik vermoedde. Ik hunkerde naar ‘slechte’ boeken, maar dat zou nog een hele tijd op zich laten wachten. Wel fantaseerde ik ondertussen zelf figuren die ik dingen liet doen en beleven, die ik zelf nooit had gedaan of meegemaakt. Die fantasieën, die soms uren duurden en die ik voortdurend uitbreidde met nieuwe episoden, gaven mij grote voldoening, maar tegelijkertijd ook een zondig gevoel; een tegenstrijdigheid die ik weet aan het eenzame huis zonder enig geluid: ik leefde in een niemandsland dat even ver van het kwade als van het goede scheen te liggen. (pp 82-83)

Vlogboek over De morgen loeit weer aan

In dit Vlogboek van 12 juli 2021 bespreekt Jörgen Apperloo De morgen loeit weer aan.

Mooiste beginzinnen

In dit Vlogboek van 5 januari 2022 vind je twaalf van de mooiste beginzinnen uit de Nederlandse literatuur, waaronder de beginzin uit De morgen loeit weer aan.