Het Nederlandse jongetje Willem D. vertrekt voor een jaar naar een Engels gastgezin. Bij deze familie Grandisson leert hij de dertienjarige Karel Grandisson kennen, een voorbeeldig jongetje. Zeker in vergelijking met Eduard, zijn broer. Die is stout, slecht en ongehoorzaam. Hij pest katten, geeft bedelaars geen geld, maakt zijn huiswerk niet en is alleen met zichzelf bezig. Emilia, Karels zusje, is daarentegen altijd lief. Willem beleeft veel avonturen met de drie kleine Grandissons. Daarvan houdt hij zijn moeder per brief op de hoogte. Een van Kareltjes heldendaden in het boek is het redden van een gewonde man. Deze man, een majoor, is van zijn paard gevallen. Hij ligt op de weg met bloedend hoofd. Karel biedt eerste hulp en regelt onderdak voor hem bij mensen in de buurt. Voor de zekerheid blijft hij die nacht bij de man. Als Karel ’s ochtends thuis komt, wordt hij de hemel ingeprezen door zijn vader.
Fragment waarin Karel na een nacht te zijn weggebleven vertelt over zijn avontuur, p. 38-40
De heer Grandisson. Maar heeft de goede majoor geld om zichzelf van het nodige te voorzien?
Karel. Jawel, mijn waarde papa, en ik ben zo vrij om u deze beurs met goud, die uw menslievendheid mij met Jan [de knecht] had toegezonden, terug te geven, met alles er nog in, ik heb er geen gebruik van hoeven te maken.
De Heer Grandisson. Dan is die voor jou mijn zoon!
Karel. Voor mij papa?
De heer Grandisson. Ja ik schenk je die, als blijk van onze blijdschap over jouw menslievendheid; jouw edelaardige mededogen dat met zoveel moed gepaard gaat, verdient dat wij je ons genoegen tonen. Vervolg je levensloop zoals je die bent begonnen: bescherm je hart altijd voor verleiding: de kleinste smet zou misstaan op een ziel zo mooi als de jouwe.
Karel. Ik sta versteld over uw goedheid papa; ik was bang dat u boos zou zijn en in plaats daarvan bent u het met mij eens.
Mevrouw Grandisson. Maar hoe heb je deze nacht doorgebracht in je hutje? Je zult zo veel luxe niet hebben gehad als in je kamer.
Karel. Geloof mij waarde mama, ik dacht weinig aan mijzelf; ik had alleen de stervende grijsaard voor ogen omdat ik bang was dat hij elk ogenblik de geest kon geven.
Mevrouw Grandisson. Heb je dan niet geslapen?
Karel. Ik had wat zuiver stro voor me op de grond laten leggen, vóór het bed van de zieke, maar ik heb het niet gebruikt. Ik was zo ongerust over u en iedereen die hier is, en was zo angstig over de zieke dat ik niet kon slapen. Als ik ook nog had geweten dat jullie de hele nacht in onzekerheid over mij verkeerden, dan zou ik het helemaal benauwd hebben gehad!
Emilia. Arm Kareltje, op stro te moeten liggen!
Karel. Ik zou er net zo goed op hebben geslapen als op mijn donsbed als mijn hart gerust was geweest.
De heer Grandisson. Karel heeft gelijk: het is het vergenoegen van de geest en de gezondheid van het lichaam die de slaap bevorderen; het zachtste bed zal aan een rusteloze geen slaap bieden.
Briefroman
Tegelijkertijd met de eerste oorspronkelijk Nederlandse briefroman, Sara Burgerhart, verscheen ook de eerste briefroman voor kinderen: De kleine Grandisson, of de gehoorzaame zoon (1782). Ondanks de titel was het géén bewerking van Richardsons beroemde briefroman Charles Grandison. De auteur, Margareta Cambon-Van der Werken (1734-na 1796), was zelf moeder. Ze schreef het boek voor haar zoon, die ze na het overlijden van haar man alleen opvoedde.
De les die Cambon-Van der Werken de Nederlandse lezer wilde leren is dat bij het opvoeden van een kind vooral gelet moet worden op het verbeteren van het hart in plaats van het verstand. Kennis is volgens haar betrekkelijk makkelijk door te geven, maar veel moeilijker is het om de hartstochten (emoties) te beteugelen ‘en deze, te midden van veel omringende verleidingen voor dwalingen te bevrijden.’ Daarom liet de schrijfster de kleine Karel en zijn broer Eduard steeds in situaties belanden waarin ze moeten kiezen wat te doen.
Deugden
De ondeugende Eduard kan nauwelijks enige solidariteit opbrengen met de mensen om hem heen, maar Karel laat zich steeds leiden door de juiste emoties en bijbehorende deugden, zoals mededogen en hulpvaardigheid. En daar wordt hij voor beloond. Het enorme succes van De kleine Grandisson – het boek werd vertaald in het Engels, Frans, Duits en Zweeds – moet in de herkenbaarheid van de situaties hebben gelegen en aan het feit dat kinderen zich daadwerkelijk spiegelden aan de kleine Karel. Voor meisjes schreef De Cambon in 1790 De kleine Klarissa.