Bart Moeyaert

‘De kunst van het onuitgesprokene’
Brugge, 9 juni 1964
Geschreven door Frauke Pauwels

In zowat alle genres – van prentenboek tot poëzie – en voor alle leeftijden toont Bart Moeyaert hoe scherp hij observeert. Zijn sobere en suggestieve stijl nodigt lezers uit aandachtig te kijken, en te voelen hoe complex en genuanceerd levens in elkaar zitten.

Zevende zoon

Bart Moeyaert groeit op als jongste van een gezin met zeven zonen, ‘de oudste, de stilste, de echtste, de verste, de liefste, de snelste, en ik’ typeert hij ze in Broere (2000), de verhalenbundel waarin hij zijn kindertijd fictionaliseert. Al van kindsbeen creëert hij verhalen. Zijn vader, zelf onderwijzer, verwacht dat Moeyaert later ook voor de klas zal staan, maar die kiest na de lerarenopleiding een andere weg. Nadat hij enkele jaren heeft gewerkt als eindredacteur voor Top Magazine, een tijdschrift voor tieners van uitgeverij Averbode, en als freelancer voor andere bladen, gaat hij vanaf 1995 voluit voor het schrijverschap.

Al in 1983, wanneer hij 19 jaar oud is, verschijnt zijn debuut, Duet met valse noten. Het is het begin van een rijk oeuvre van romans, verhalen, gedichten, toneelteksten, scenario’s en vertalingen, waarvoor hij in binnen- en buitenland talloze bekroningen ontvangt. In 2019 komt daar de Astrid Lindgren Memorial Award bovenop, die samen met de Hans Christian Andersen Award wel eens de Nobelprijs voor de jeugdliteratuur genoemd.

In 2019 verhuist Moeyaert uit de stad, nadat hij meer dan dertig jaar in Antwerpen woonde, naar Kalmthout, te midden van heide en bossen. Zijn beide ouders overlijden in diezelfde periode; hun dementie thematiseert hij in de poëziebundel Helium (2019). Naarmate hij ouder wordt, voelt hij zich vrijer in zijn vel: in de podcasts die hij vanaf 2021 creëert, reflecteert hij openhartig op zijn leven en werk.

Literatuur zonder leeftijd

"Bart Moeyaerts gebalde en muzikale taal zindert van onderdrukte emoties en onuitgesproken verlangens. (…) Zijn schitterende werk onderstreept het feit dat boeken voor kinderen en jonge mensen een vanzelfsprekende plaats hebben in de wereldliteratuur", stelt de jury van de Astrid Lindgren Memorial Award bij zijn bekroning in 2019. Met zijn minimalistische, poëtische stijl die veel ruimte laat voor wat tussen de regels zindert, werd Moeyaert al vele jaren eerder een toonbeeld van de literaire wending in de jeugdliteratuur. Die kreeg in Vlaanderen voet aan grond rond de late jaren tachtig, begin jaren negentig, iets later dan in Nederland.

Moeyaerts literaire ontwikkeling leidt ertoe dat zijn prentenboeken, romans en dichtbundels een dubbel publiek bereiken van zowel jongere als volwassen lezers. Daarin is Moeyaert vergelijkbaar met auteurs als Joke van Leeuwen en Ted van Lieshout. Sommige boeken, zoals de novelle Het is de liefde die we niet begrijpen (1999), werden door uitgever Querido gelijktijdig in het jeugd- en volwassenenfonds opgenomen. In interviews verdedigt Moeyaert steevast een literatuur zonder duidelijke leeftijdsgrenzen en weigert hij zich te laten vastprikken op het label ‘jeugdauteur’: "Het zal je bekend zijn dat ik altijd al begin te spartelen als mensen mij willen vastzetten. Als iets voortdurend herhaald wordt, wordt het waar."

"Er zijn vraagt moed"

Voor Moeyaerts denken over het schrijverschap vormde de ontmoeting met de Britse auteur Aidan Chambers een eerste ijkpunt. Chambers is een belangrijke vernieuwer van de adolescentenroman; ook zijn onderscheid tussen publiekgerichte 'schrijvers' en 'auteurs' voor wie het verhaal centraal staat, inspireerde Moeyaert. Andere bepalende ervaringen waren het doceren aan de afdeling woordkunst in het Koninklijk Conservatorium van Antwerpen, van 2003 tot 2021 en, in het bijzonder, zijn ervaringen als stadsdichter in Antwerpen, van 2006 tot 2007. Die aanstelling dwong hem ertoe met de buitenwereld in contact te treden. Zo pleitte hij aan de vooravond van de gemeenteraadsverkiezingen in België met zijn gedicht ‘Kies’ (later gepubliceerd in Gedichten voor gelukkige mensen, 2008) voor de nuance en het moeilijkere ‘denken in potlood’, want "Bestaan kan iedereen./ Er zijn vraagt moed". Het stadsdichterschap kroop diep onder zijn huid; tegelijk zorgde het voor meer bekendheid en werd zijn werk van toen af ook vaker opgemerkt door media die zich anders beperken tot werk voor volwassenen.

Gaandeweg zocht Moeyaert ook steeds meer het podium op, doorgaans als verteller van de verhalen die hij schreef, vaak in combinatie met muziekuitvoeringen door een orkest, zoals het Nederlands Blazersensemble, voor en met wie hij De Schepping (2003), Het Paradijs (2010) en De Hemel (2015) creëerde, later gebundeld tot Het hele leven (2020).

Dun vel

Veel verhalen van Moeyaert portretteren personages in al hun kwetsbaarheid. Hij toont de zoektocht naar liefde en gezien worden, waarbij hij blootlegt hoeveel pijn en onzekerheid er bij kinderen en jongeren leven. Zo heeft Ward uit de meermaals bekroonde novelle Blote handen (1995) het moeilijk met Betjeman, de wat vreemde, brute dorpeling die naar Wards moeder lonkt en Wards hond doodt nadat die de eend van Betjeman heeft gedood.

Bernies moeder liet haar opgespaarde adem gaan. ‘Dat voor een volwassen man, in godsnaam.’ Ze schudde haar hoofd en plukte met haar vingers in haar haren. ‘Een volwássen man.’ 
Betjeman verroerde zich niet. Zijn lichaam stond als een strobaal onder de boog van de zitkamer. Er ritselde van alles aan. Zijn schaduw was een vage vlek op de vloertegels. Het enige wat bewoog waren de vingers van zijn goeie hand.

Ook in ander werk laat Moeyaert zich niet betrappen op een al te rooskleurig beeld van kinderen of de kindertijd: in zijn werk zijn die niet zomaar naïef of onschuldig, en is familie niet altijd een veilige haven. In Morris, de jongen die de hond vond (2022), met prenten van Sebastiaan Van Doninck, gaan verdriet, dreiging en pijn ("Bij Morris zijn verdrietige dingen gebeurd") samen met troostende nabijheid en veerkracht ("Met een naam besta je meer dan zonder, en van sommige namen krijg je brede schouders"). De zachtheid die Moeyaert, getuige de vele interviews, moeilijk voor zichzelf aan de dag kan leggen, toont hij des te meer ten aanzien van zijn personages, en via hen, voor de lezers.