"Elke migratie tart de identiteit, van degenen die migreren niet alleen, maar ook van degenen tussen wie ze terechtkomen", schreef Anil Ramdas in zijn debuutbundel De papegaai, de stier en de klimmende bougainvillea (2007). Zijn leven lang zou hij het thema identiteit onderzoeken, en altijd inderdaad vanuit alle mogelijke perspectieven: wat betekent migratie voor de mensen die zich hebben verplaatst? Maar ook; wat is de invloed van migratie op de identiteit van de mensen waar de migrant tussen is gaan wonen? Door zijn speelse en tegelijk scherpe analyses van dit soms heikele thema, geldt Anil Ramdas als een van de beste essayisten in het Nederlandse taalgebied.
Jeugd in Suriname
Ramdas werd geboren in Paramaribo (Suriname) op 16 februari 1958, als derde kind van Kamla Sukul en Haripersad Ramdas. Een paar jaar later verhuisde het gezin naar Nickerie, een district dat ver van de Surinaamse hoofdstad gelegen was. Hier genoot Ramdas van een betrekkelijk kalme jeugd tussen kinderen van kleine landbouwers, in de nabijheid van de overweldigende natuur. Van zijn vriendjes leerde hij, zoals hij later beschreef, 'hoe ik onbevreesd de donkere kreek in moest duiken en door woest om me heen te maaien de kaaimannen op afstand kon houden, en hoe ik de stamper voorzichtig uit de waterlelie moest plukken om die op te eten, hij maakte me wegwijs in de Surinaamse natuur en in de mysterieuze wereld van de Hindoestaanse boer.’ (uit: Een Surinaamse ballade, 1995)
Op zijn achtste keerde Ramdas met zijn ouders terug naar de stad, waar de samenleving veel multicultureler was dan het overwegend Hindostaanse Nickerie. Het kostte hem moeite om overeind te blijven tussen de stoere, vaak hardere kinderen van zijn nieuwe buurt die hem pestten vanwege zijn afkomst: "Omdat mijn Hindoeschool toevallig in een creoolse volkswijk stond, was de weg naar en van school een martelgang. Onze tassen werden in de sloot gegooid, er werd zand in ons haar gestrooid, omdat het zo mooi plakte tegen de kokosolie, ik werd geknepen, bespuugd en gesard [...]." (uit: Ik had me de wereld anders voorgesteld, 2017)
Literaire inspiratie
Ramdas besloot dat hij het weliswaar niet fysiek zou winnen van de grotere, stoerdere jongens uit de buurt, maar dat hij er wel voor kon zorgen dat hij ze intellectueel de baas zou worden. Van huis uit kreeg hij een brede interesse mee, van ouders die respectvol spraken over cultuur, muziek en cinema. Hij las grote, Nederlandse schrijvers maar voedde zijn geest ook met boeken van internationale, postkoloniale (in de zin van: kritisch op het imperialistisch erfgoed) denkers als Frantz Fanon, Che Guevera, Malcolm X en James Baldwin. Tegen de tijd dat hij op zijn negentiende naar Nederland vertrok om sociale geografie te studeren, had hij al een stevig intellectueel fundament dat hij in de jaren die volgden alleen maar verder uitbreidde. Na zijn studie zou hij terugkeren naar Suriname, om het land – dat in 1975 onafhankelijk was geworden – te helpen opbouwen.
In Nederland
De decembermoorden van 1982, waarbij critici van legerleider Desi Bouterse werden vermoord, sneden de terugweg voor Ramdas af. In zo’n land kon hij niet wonen, dus bleef hij in Nederland. Na zijn studie werkte hij bij De groene Amsterdammer, waar zijn kritische essays al snel opvielen. Zijn werk was in meerdere opzichten voor het publiek van De Groene de introductie in de grotere wereld. Hij ontsloot perspectieven die buiten Nederland – of in elk geval naast het Nederlandse – waren gevormd, en gaf op die manier het weekblad mede vorm als een medium dat op een eigenzinnige, intelligente manier de veranderende wereld onderzocht. Door postkoloniale intellectuelen te interviewen of hun boeken te bespreken, gaf hij aan hoe groot de basis was voor zijn eigen ideeën, en passant bewijzend dat deze thema’s op zo veel meer onderwerpen betrekking hadden dan alleen de Nederlandse koloniale erfenis.
Hij raakte bevriend met de schrijver Stephan Sanders, met wie hij later ook het televisieprogramma Het blauwe licht presenteerde. Tijdens een vlammend interview bij Zomergasten in 1992 was hij slim, knap, jong, en vatte hij vol zelfvertrouwen samen waarom de relatie tussen het westen en de rest van de wereld er een van spanning en tegenstrijdigheden was. Hij werd hierop door het Nederlandse publiek in de armen gesloten. Tegelijkertijd werd hij door het Surinaamse publiek met evenveel hartstocht bekritiseerd: zijn kritiek op de migranten in het algemeen en de Surinamers in het bijzonder werd gezien als nestbevuiling, met als doel het witte publiek naar de mond te praten. Anil Ramdas was in hun ogen, zoals een Surinaamse criticaster het beschreef, ‘de vibrator van het blanke geweten'. (Julian With in Black Flash, juli 1994)
Kritisch op diverse fronten
Ramdas was inderdaad erg kritisch. Hij verweet de antiracismebewegingen ervan weinig verbeelding te hebben, hij noemde de Surinaamse literatuur ‘mislukt’ en waarschuwde migranten ervoor zich niet terug te trekken in hun beperkende culturele tradities. Tegelijkertijd was hij even zo kritisch op Nederland. Hij verweet de schrijver Joost Zwagerman een onrealistisch zwart personage opgevoerd te hebben in de roman De buitenvrouw. Het leidde tot een discussie die als een voorloper gezien kan worden van het huidige debat over culturele toe-eigening. Politici, zoals Bolkestein, die zich uitspraken over de onoverbrugbare verschillen tussen westerse en islamitische waarden, verweet hij gevaarlijke stemmingmakerij. Hij was, kortom, kritisch op alles wat in zijn ogen beter kon.
Na zijn debuut publiceerde de schrijver in twee delen een bundel interviews met intellectuelen onder de titel In mijn vaders huis (1993 en 1994), en de essaybundels De beroepsherinneraar (1996), Zonder liefde valt best te leven (2004) en Paramaribo, de vrolijkste stad in de jungle (2020). Hij verwierf zich een positie als publiek intellectueel die alternatieven opperde voor problematische opvattingen die tot de norm behoorden en omarmde zijn betrekkelijke buitenstaanderschap, omdat hij dacht dat het hem een groter begrip van de wereld zou brengen. Ontworteling was een essentieel onderdeel van zijn zoektocht. Wie het cultureel bepaalde kader verloor, zag immers helderder: "Ik denk ook dat je pas intellectueel of wijs kunt zijn", zei hij in een interview in 1990, "wanneer je die laatste verankering in een bepaalde gemeenschap zodanig kunt relativeren, dat die haar betekenis verliest."
Vanuit die onafhankelijke positie, ongehinderd door elke vorm van groepsdenken, bekritiseerde hij zijn omgeving – welke omgeving dan ook. Met de opkomst van het rechts-populisme, en de groeiende populariteit van Geert Wilders, begon Ramdas dezelfde kritische betrokkenheid die hij altijd had gehad voor Suriname, aan te wenden voor Nederland. Wat hij in 2006 schreef over Suriname, namelijk dat hij zich zou blijven opwinden over de staat van het land, ging evengoed op voor hoe hij zich bleef engageren met Nederland: "Ik weigerde mij neer te leggen bij het idee dat dit alles was, het hoogst haalbare van dit volk in deze stad." (uit: Paramaribo, de vrolijkste stad in de jungle, 2009) In Nederland werd zijn kritiek voornamelijk geïnterpreteerd als bemoeizucht of arrogantie, en leidde het ertoe dat hij steeds meer gold als een politiek correcte has been.
Zijn laatste jaren
In de laatste jaren van zijn leven werd Ramdas steeds minder gehoord. Hij ging steeds duidelijker gebukt onder een alcoholverslaving, verloor zijn baan als directeur bij debatcentrum De Balie en raakte zijn vaste plek bij NRC Handelsblad kwijt. Zijn roman Badal, een boek waarvan hij had gehoopt dat het een kroon op zijn oeuvre zou zijn, werd door bijna alle recensenten met de grond gelijk gemaakt. Op 16 februari 2012 pleegde Anil Ramdas zelfmoord in zijn huis in Loenen aan de Vecht. Het was zijn 54e verjaardag.
In 2023 kwam een biografie over Ramdas' leven uit: In wat voor land leef ik eigenlijk. In het boek wordt gesuggereerd dat Ramdas’ publieke afglijden hand in hand ging met het uit de mode raken van zijn ideeën. De mate waarin Ramdas opriep om buiten de eigen identiteit te kijken, paste niet langer in een land als Nederland dat juist zekerheid zocht in een overzichtelijke, uniforme identiteit. Anil Ramdas, als vertegenwoordiger van complexe ideeën over identiteit, paste er daarom ook niet meer. Het is interessant om te zien of die opvattingen in onze huidige tijd anders gewaardeerd worden. Een kentering lijkt zich af te tekenen, bijvoorbeeld in de woorden van schrijver Abdelkader Benali. Deze schreef over Badal in zijn column in Trouw op 10 oktober 2023: "Ik vond de roman bij verschijnen (…) onevenwichtig en grotesk. (…) Bij herlezing jaren later werd ik als door de bliksem getroffen. Elke zin kwam aan als een hamer en ik dacht: waarom zag ik dit niet eerder?"