Literaire tijdschriften

Nagenoeg alle auteurs van de negentiende, twintigste en eenentwintigste eeuw publiceerden hun eerste teksten in een tijdschrift. Tijdschriften hebben bovendien veel literaire debatten op gang gebracht en mee bepaald wat wij vandaag als belangrijke literatuur zien. Tijdschriften spiegelen dus niet alleen wat er in de maatschappij gebeurt, maar beïnvloeden ook actief onze kijk op literatuur en maatschappij. Meer dan eens blijken ze ook een vrijplaats voor nieuwe ideeën of een broedplaats voor nieuw talent.

Tijdschriften zijn er in allerlei soorten. Terwijl sommige bladen een diversiteit aan genres samenbrengen, bevatten andere bladen overwegend creatief werk (zoals Gard Sivik), publiceren ze vooral literaire kritiek (bijvoorbeeld Merlyn) of focussen ze op meer algemene beschouwingen. Sommige bladen bekennen politieke kleur, andere tijdschriften laten hun programma door een religieuze overtuiging bepalen, nog andere stellen zich neutraler op, zoals Nieuw Vlaams Tijdschrift. En dan zijn er nog de tijdschriften die zich expliciet profileren als de stem van een nieuwe kunststroming, zoals De Stijl. Ook Tijd en mens. Tijdschrift van de nieuwe generatie (1949-1955) wilde na de Tweede Wereldoorlog een nieuwe wind door de letteren doen waaien. Het avant-gardeblad werd opgericht in september 1949 door Jan Walravens en Remy van de Kerckhove. In de redactie zaten auteurs zoals Hugo Claus, Tone Brulin, Ben Cami en Louis Paul Boon.

Tijd en Mens

Meestal zijn er bij het opstellen van een tijdschrift verschillende spelers betrokken, zoals redacteurs, auteurs, vormgevers, uitgevers, drukkers, geldschieters, en – van niet te onderschatten belang – lezers. Een beperkt aantal abonnees betekende meer dan eens de doodsteek voor een literair blad. Begin 1950 ondernam Tijd en Mens een poging om hun bereik te doen groeien, door met het Nederlandse blad Podium in zee te gaan. Dit tijdschrift was in 1944 in de illegaliteit opgericht en was aan het einde van de jaren veertig stilaan aan het transformeren in een vernieuwend blad. De redactie werd in die periode ook uitgebreid met de dichters Hans Andreus, Gerrit Kouwenaar en Sybren Polet die later tot de experimentele generatie van de Vijftigers gerekend zullen worden.

De onderhandelingen met Podium leidden in 1952 tot de publicatie van twee gezamenlijke nummers. Uiteindelijk strandde de fusie door financiële problemen, maar ook door discussies over literatuuropvattingen. Net als Podium wilde Tijd en Mens met de traditie breken, maar de twee tijdschriften vulden die ambitie anders in. Podium zocht inspiratie in het marxisme of in de cultus van het kinderlijke, primitieve en spontane. Het uitgangspunt van Tijd en Mens was minder uitgesproken en meer gekleurd door de Vlaamse context. Het blad wilde aansluiten bij moderne tendensen en bij de aandacht voor het intuïtieve, maar literatuur mocht niet los staan van de individuele mens en zijn tijd.

In latere nummers verwoordde oprichter Jan Walravens uitgebreider zijn opvattingen over literatuur. Hij sprak in die essays zijn waardering uit voor literatuur die een niet-rationele wereld oproept, zoals hij het in de historische avant-garde zag, bijvoorbeeld bij Paul van Ostaijen. Aan de hand van deze voorgangers stelt Walravens zich op als een voorstander van literatuur die de chaos van de naoorlogse tijd probeert te vatten. In dit puin lag volgens Walravens de mogelijkheid om God opnieuw te vinden. Die stelling werd dan weer tegengesproken door katholieke critici. Zij reageerden in hun tijdschriften, waardoor een nieuwe polemiek geboren was.

Variatie en ontwerp

De polemiek en de mislukte fusie met Podium maken ons bewust van het meest opmerkelijke kenmerk van een tijdschrift. Elk nummer is een op zichzelf staande publicatie die ruimte laat om te variëren en op de actualiteit te reageren. Tegelijk blijft elk nummer een deel van een groter geheel. In dat spel van herhaling en variatie krijgt het tijdschrift vorm. Die dialoog zie je bijvoorbeeld ook in het design. De opstellers van Tijd en Mens kozen voor hun blad een bepaalde papiersoort, een druktechniek, een binding en een bepaalde typografie. Sommige uiterlijke kenmerken, zoals het formaat, bleven alle vijf jaargangen onveranderd, in andere vormelijke aspecten werd wel gevarieerd. Opmerkelijk is bijvoorbeeld de wisselende illustratie op de omslag. Voor het ontwerp werd steeds een beroep gedaan op een andere kunstenaar, bijvoorbeeld op Cobra-leden Corneille of Pierre Alechinsky. Hun tekeningen bevestigen natuurlijk het experimentele karakter van het blad.

Sinds de publicatie van Tijd en Mens veranderde onder invloed van technologische innovatie het uitzicht van tijdschriften nog sterk. Vooral nieuwe druktechnieken hadden een grote invloed. Vanaf de jaren zestig werd het bijvoorbeeld mogelijk om relatief goedkoop zelf een tijdschrift te drukken, bijvoorbeeld met een stencilmachine. Nog een halve eeuw later beschikte iedereen over een pc en een printer, wat het nog eenvoudiger maakte om magazines zelf te produceren. Tijdschriften worden de laatste jaren ook vaker digitaal aangeboden. Opnieuw heeft dit invloed op de vorm: om productiekosten te drukken en het publiek sneller te bereiken worden de digitale bladen vaak omgevormd tot e-zines, nieuwsbrieven of blogs over literatuur. Het is nog koffiedik kijken of deze digitale magazines het papieren blad volledig zullen verdringen: ondanks de nagenoeg onbeperkte mogelijkheden online blijft men voorlopig nog steeds tijdschriften drukken en wordt er aan die gedrukte variant nog steeds meer (eeuwigheids-)waarde toegekend.