De muzen in de tropen
In de tijd dat boeken nog werden verkocht zonder omslag vervulde de titelprent of ‘frontispice’ de functie van de tegenwoordige omslagafbeelding. Vooral boeken die in de boekhandel werden verkocht en dus kopers moesten lokken werden versierd met mooie houtsneden, gravures en litho’s. Er is veel onderzoek gedaan naar frontispices omdat ze ons vertellen over de verwachtingen en interesses van zeventiende-eeuwse lezers.

De titelprent
De titelprent van Paul François Roos Surinaamsche Mengelpoezy (1804) toont de klassieke muze van de lyriek, Erato, met haar vaste attributen van lier, trompet, ganzenveer, boeken en lauwerkrans, gezeten in een tropisch landschap met palmbomen. Op de achtergrond staat een hut omringd door rustende en werkende Afrikanen. Dit beeld belooft de lezer pastorale en georgische gedichten, naar het voorbeeld van de Romeinse dichter Vergilius, maar in een tropische context. Deze exotische twist was waarschijnlijk Roos’ unique selling point in Amsterdam.
Het leven op de plantages
De titelprent vat de inhoud van de poëziebundel perfect samen. Roos was namelijk een Nederlander die van 1769 tot 1805 in Suriname woonde. Hij begon daar als opzichter op verschillende koffie-, suiker- en tabaksplantages. Hij was dus degene die de slaafgemaakten iedere dag opnieuw dwong om te werken. Al gauw klom Roos op tot administrateur, directeur en uiteindelijk planter-koopman. Uiteindelijk bezat hij zelf een plantage en verkocht hij luxeproducten voor de Nederlandse markt. Misschien denk je: het leven van Roos klinkt allesbehalve poëtisch. Toch scheppen zijn gedichten een zalig beeld van het leven in de Zuid-Amerikaanse kolonie:
De zomer schynt u hier voor eeuwig by te blyven.
Juich! juich, America! juich driewerf, want gy spant
In vruchtbaarheid de kroon ver boven ’t vaderland,
Ik zing uw’ grond ter eer, aanvallige plantaadje (Roos, Mengelpoezy 2)
De reis over de oceaan
Bij nadere bestudering van het frontispice, draagt Erato een peplos met sterren. Dat is normaal gesproken een attribuut van Urania, de muze van de astronomie en navigatie. Dient dit sterrenmotief om de verplaatsing van de muze naar Suriname te verklaren? Zouden lezers dit motief van verplaatsing ook hebben betrokken op de Afrikanen in de achtergrond, die ongewild de Middenpassage over de Atlantische Oceaan hadden gemaakt?
Negentiende-eeuwse lezers zullen zich hebben gerealiseerd dat Nederlanders Afrikanen tot slaaf maakten en verscheepten naar Suriname, waar ze werden uitgebuit voor hoge winsten en luxeproducten. Afgezien van de subtiele verwijzing naar navigatie, lijkt de titelprent de Afrikaanse aanwezigheid in Amerika vooral te ‘naturaliseren’, oftewel voor te stellen als ‘natuurlijk’ en dus ‘goed’. De Afrikanen worden gepresenteerd als onderdeel van het tropische landschap, alsof ze er thuishoren.
Verzet tegen de kolonisator
Hoewel dit aanvankelijk niet het geval was, zouden Afro-Surinamers zich deze eurocentrische representaties gaan toe-eigenen en een strategisch verbond aangaan met de Inheemse omgeving van Suriname om zich samen te verzetten tegen de kolonisator. Zo speelden natuurgoden en -geesten een centrale rol in de Afro-Surinaamse godsdienst, maar ook in alledaagse praktijken, zoals de jacht of het omhakken van bomen voor kostgrond, spraken Afro-Surinamers hun dank uit voor de gulheid van de goden. Andersom bood de Inheemse omgeving de Afro-Surinamers voldoende voedsel, bescherming en steun in de vrijheidsstrijd.
Geloof je het niet? Lees maar wat Anton de Kom schrijft over Bokilifu Boni, een van de leiders in de vrijheidsstrijd: ‘Hij was opgegroeid in de wildernis en verstond ieder teeken der geheimzinnige zwijgende taal van het oerwoud. In hem vereenigden zich de kracht en moed van den jaguar met de slanke vlugheid van onze herten’ (92). Ook Paul François Roos beschreef Boni als ‘geessel van het bosch’ (Roos, Mengelpoezy 189). Deze metafoor suggereert dat Boni en de jungle zich samen wreekten op de Nederlanders voor het mishandelen van de slaafgemaakten en het uitbuiten van de Surinaamse bodem. Van dergelijke denkbeelden in de kolonie geven de titelprent en de gedichten van Surinaamsche Mengelpoezy pas bij nadere bestudering blijk.
Verder lezen
- Paul François Roos, Surinaamsche mengelpoëzy. Amsterdam: H. Gartman en P.J. Uylenbroek, 1804.
- Anton de Kom, Wij slaven van Suriname. Contact, Amsterdam 1934.
- Charlotte Kießling en Marrigje Paijmans, ‘“Op de knalmaat van de bylen”: geweld en verzet in de Surinaamse plantagepoëzie van P.F. Roos.’ In: Nederlandse Letterkunde 27:3 (2022): 317-342.
Boekgeschiedenis
Onderwerpen
De Bijbel
Getijdenboeken
Verzamelhandschrift
Boekdrukkunst
De drukpers als wapen
De boekenmarkt
Embleembundels
Pamfletten
Verdwenen teksten uit de 17e eeuw
Leescultuur in de Republiek
Boekzaal van de geleerde wereld
Een boekwinkel in de 19de eeuw
Boeken voor de massa
Koloniale jeugdliteratuur uit de West
Geschiedenis van de Nederlandse strip in de twintigste eeuw
Literaire waardering en/of maatschappelijk engagement?
Schrijvers
Elie Luzac
In beeld
Kolonialisme
Het Nederlandse kolonialisme nam een wereldwijde vlucht: zowel in Azië (“de Oost”), in Afrika (“Zuid”) als in Zuid-Amerika (“de West”) werden aanzienlijke gebieden bijna altijd met geweld onder Nederlandse heerschappij gebracht, terwijl het Belgische kolonialisme zich richtte op het grootste land van Afrika: Congo.
Aanvankelijk werd de handel door kleine ondernemingen opgezet, later volgden de machtige compagnieën, kapitaalkrachtige handelsondernemingen die vergeleken kunnen worden met de tegenwoordige multinationals. De grootste waren de VOC en de WIC. In 1602 werd de Verenigde Oost-Indisch Compagnie (VOC) opgericht, die uit naam van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden handel mocht drijven in India, Ceylon, China en wat later Nederlands-Indië (Indonesië) zou gaan heten. In 1621 kwam daar de West-Indische Compagnie (WIC) bij, die het handelsmonopolie in Brazilië en het Caraïbisch gebied (o.a. Suriname, Curaçao en Bonaire) kreeg. ‘Handelsondernemingen’ is een eufemisme, want aan hun activiteiten kwamen geweld, oorlog, onderdrukking, uitbuiting en slavenhandel te pas. Na het failliet van de VOC (1799) en WIC (1792) werden de koloniën formeel onder Nederlands gezag gebracht en ze maakten sindsdien deel uit van het Koninkrijk der Nederlanden.
Er is veel uit en over de voormalige koloniën geschreven. Het gaat om uiteenlopende tekstsoorten, zoals brieven, reisverslagen en wetenschappelijke verhandelingen, maar ook om poëzie, toneel, liederen, romans en verhalen. Sommige schrijvers verheerlijken de rol van Nederland in de koloniën, anderen zijn juist kritisch op de Nederlandse aanwezigheid in de tropen. Bekende voorbeelden van kritische stemmen zijn bijvoorbeeld Multatuli met Max Havelaar (1860) of Anton de Kom met Wij slaven van Suriname (1934). Ook na de onafhankelijkheid van sommige koloniën, waaronder Indonesië (1949), de Congo (1960) en Suriname (1975) blijven de ex-koloniën een belangrijke plaats in de literaire verbeelding innemen. Herinneringen aan de koloniale tijd, herschrijvingen van koloniale verhalen en actuele postkoloniale kwesties blijven belangrijk. Zo ontwikkelde zich ook de zgn. migrantenliteratuur, die langzamerhand overgaat in literatuur van schrijvers geboren in Nederland maar met culturele roots elders.
Afbeelding: Afrikaanse familie wordt gescheiden door Europese slavenhandelaren, John Raphael Smith, naar George Morland, 1791
Onderwerpen
Jeugdliteratuur uit Suriname
Literatuur en de koloniën
Gouden eeuw?
Dat bliksems knappe boek: Max Havelaar
Indië in de Nederlandse letteren
Nederlandstalige literatuur van de ABC-eilanden
Koloniale jeugdliteratuur uit de West
Koloniale literatuur uit Zuid-Afrika
De Vlaamse Congoroman
Propaganda voor migratie naar Amerika
Schrijvers
Jacob Steendam
Henricus Selyns
Multatuli (Eduard Douwes Dekker)
Willem Godschalck van Focquenbroch
Jacob Haafner
Mina Kruseman
Thérèse Hoven (Adinda)
P.A. Daum
Annie Foore
Louis Couperus
Maria Dermoût
Boeli van Leeuwen
Miep Diekmann
Edgar Cairo
Astrid H. Roemer
Cynthia Mc Leod
Erich Zielinski
Jules de Palm
Hella S. Haasse
Diana Lebacs
Paul François Roos
Elisabeth Maria Post
Shantie Singh
Tessa Leuwsha
Johan van de Walle
Michaël Slory
Teksten
Grafschrift voor Peter Stuyvesant
Journael of gedenkwaardige beschrijving van de Oost-Indische Reis
Inleydinghe tot het ontwerp van een Batavische Arcadia
Wonderlicke avontuer van twee goelieven
Kraspoekol, of de slaaverny
Max Havelaar
Het boschmeisje
Een huwelijk in Indië
De stille plantage
Wij slaven van Suriname
Buiten het gareel
Het land van herkomst
Oeroeg
De tienduizend dingen
Van oude dagen, de dingen die voorbij zijn
Âtman
Sarnami, hai
Dubbelspel
Nathan Sid
Heren van de thee
Het lied en de waarheid
Was getekend
Slaaf en meester / Katibu di Shon
Habitus
Zo was Curaçao
De levende afgod of De geschiedenis van een kankantrieboom
Suikerland
De commandant van de negerjagers
Journaal eener Oostindiesche Reis
Ot en Sien in Nederlandsch Oost-Indië
Slaaf kindje slaaf / Hoe mooi wit ik ben
Mijn zuster de negerin
De smeekbede
Fansi’s stilte
Geheimen van het tuinhuis
Slavenhaler
In beeld
Poëzie
Afbeelding: Paul Rodenko, 'De Dichter', muurgedicht in de Rijksstraatweg te Warnsveld. Foto: Huib van Dongeren, www.focusopzutphen.nl.
Onderwerpen
Rederijkerij
Revolutie in de Nederlandse literatuur
Gelegenheidspoëzie
Poeticae institutiones (De leer van de dichtkunst)
Liedcultuur
Hofdichten
Schilders en dichters
Rederijkersliteratuur
Dichten kun je leren
Renaissance
Dichten als bijbaan
Dichtgenootschappen: dichten en wedijveren
Dichters op drift
Het epos
Poëtenstrijd
Een dichtgenootschap exclusief voor vrouwen
Poëzie voor iedereen
De dichter als filantroop
Vroegmoderne genderkritiek
Ziek of gezond
Gevoel, Verbeelding, Heldenmoed!
Modernisme in de poëzie
Expressionisme in de poëzie
Symbolisme in de poëzie rond 1900
Historische avant-garde-literatuur
De poëzie van de Vijftigers
De poëzie van de Zestigers
Poëzie 1970-1980
De ‘Maximalen’ en de ‘Nieuwe Wilden’
Drie Antilliaans-Curaçaose dichteressen
Poetryslam: van eetcafé tot WK
Een dichtgenootschap exclusief voor vrouwen
Catharina Verwers
Schrijvers
Armando
Bernardo Ashetu
Dirk van Bastelaere
Nicolaas Beets (Hildebrand)
Jacobus Bellamy
Anna Bijns
Willem Bilderdijk
Gerbrand Adriaanszoon Bredero
Titia Brongersma
Dirk Rafaëlszoon Camphuysen
Eleonora Carboniers
Jacob Cats en Adriaen Poirters
Prudens van Duyse
Giselle Ecury
Elisabeth Eybers
Rhijnvis Feith
Willem Godschalck van Focquenbroch
P.A. de Génestet
Guido Gezelle
Herman Gorter
Sibylle van Griethuysen
Hugo de Groot
Blanka Gyselen
Justus de Harduwijn
François HaverSchmidt (Piet Paaltjens)
Judith Herzberg
Han G. Hoekstra
Otto Hoffham
Elisabeth Hoofman
Pieter Corneliszoon Hooft
Arnold Hoogvliet
Constantijn Huygens
Petronella Keysers
Willem Kloos
Gerrit Komrij
Gerrit Kouwenaar
Juliana Cornelia de Lannoy
Karel Lodewijk Ledeganck
J.H. Leopold
Katharina Lescailje
Hans Lodeizen
Jodocus van Lodenstein
Lucebert
Jan Luyken
Karel van Mander
Lucretia Wilhelmina van Merken
Alice Nahon
Jit Narain
Hubert Kornelisz Poot
Everhardus Johannes Potgieter
Catharina Questiers en Cornelia van der Veer
Jacob Revius
Lucas Rijneveld
Paul François Roos
Anthonis de Roovere
Annie M.G. Schmidt
Johanna Schouten-Elsenhout
Anna Maria van Schurman
Jacob Steendam
Petronella Johanna de Timmerman
Hendrik Tollens
Trefossa, Shrinivási, Slory en Dobru
M. Vasalis
Bea Vianen
Anna Roemers Visscher
Maria Tesselschade Roemers(dochter) Visscher
Joost van den Vondel
Jan Vos
Ellen Warmond
Jacob Westerbaen
Heinsius, Barlaeus, Vossius
Barbara Ogier
Jan Baptist Stalpart van der Wiele
Roemer Visscher
Teksten
Egidiuslied
Vanden lande van oversee
Basiorum Liber (‘Het boek over kussen’)
Ockenburg
Friesche Lust-Hof, beplant met verscheyde stichtelijcke Minne-Liedekens
Geuzenvesper of Ziekentroost voor de vierentwintig
Grafschrift voor Peter Stuyvesant
Mejuffer N.N.
Mijn lief, mijn lief, mijn lief
't Groote visch-net
Hofwijck
Nederlandtsche Gedenck-clanck
Op Amsterdam
Zeevsche Nagtegael
Parnas Dreun
Aan den Rijn
Gedichten van den Schoolmeester
De Hollandsche Natie
Leekedichtjes
Snikken en grimlachjes
De achttien dooden
Gedichten
Nieuwe gedichten
De feesten van angst en pijn
Het moest maar eens gaan sneeuwen
Sintels
Verzen
IJsgang
Varkensroze ansichten
Habitus
Spiegel van mijn leven
In beeld
Surinaamse en Caribische literatuur
De culturele situatie in Suriname en op de eilanden is totaal anders dan in Nederland en Vlaanderen, bijvoorbeeld omdat er al eeuwenlang verschillende etnische groepen samenleven. Ook worden er nog veel andere talen gesproken, zoals het Papiaments op de Benedenwindse eilanden en het Sranantongo (Surinaams) in Suriname. Die andere talen en culturen vind je terug in het werk van 20e-eeuwse schrijvers als Albert Helman, Cola Debrot, Anton de Kom, Edgar Cairo, Bea Vianen, Frank Martinus Arion en Astrid Roemer. In onze eeuw is de erfenis van het kolonialisme nog steeds een belangrijk thema. Een dichter als Radna Fabius laat in haar bundel Habitus (2018) scherp zien hoe Nederland een neokoloniale blik op Curaçao heeft.
Onderwerpen