Guus Kuijer
Over Madelief, Tin Toeval en Polleke, hoofdpersonages in een aantal boeken van Guus Kuijer, schrijft Joukje Akveld: ‘intelligente, assertieve, oprechte meisjes die het leven om zich heen op kritische en niet zelden humoristische wijze bekijken en van commentaar voorzien. Het zijn kinderen die zich staande houden in een wereld die door volwassenen onnodig ingewikkeld wordt gemaakt.’ Eigenschappen die hen een bijna iconische status hebben gegeven. Maar het zijn niet alleen deze ‘boekenmeisjes’ die Guus Kuijer bekendheid hebben gegeven. Zijn oeuvre is ongekend veelzijdig. Daarnaast is zijn faam te danken aan uitgesproken opvattingen over opvoeden en jeugdliteratuur.
Streng milieu
Guus Kuijer werd op 1 augustus 1942 geboren in Amsterdam. Hij groeide op in een streng protestants milieu. Vanwege tegenvallende prestaties op de middelbare school – hij bleef drie keer zitten – werd hij op zijn zeventiende door zijn ouders naar een internaat in Zutphen gestuurd. Die periode werd door hem als een soort gevangenschap ervaren, zei hij later in een interview met Trouw. Vervolgens ging hij naar de kweekschool (de vroegere PABO) in Doetinchem, waarna hij van 1 december 1966 tot 1973 als onderwijzer werkzaam was op de Albert Schweitzerschool in Didam. Daarna legde hij zich fulltime toe op het schrijverschap. In 1977 trouwde hij met Corrie van der Kolk, die hij had leren kennen op de school in Didam. In 1980 verhuisde het echtpaar naar een dorp bij Alkmaar.
Schrijverschap
Vanaf 1968 publiceerde Guus Kuijer korte verhalen voor volwassenen in tijdschriften als Hollands Maandblad en Maatstaf. In 1971 volgde zijn boekdebuut: de verhalenbundel Rose, vrome wimpers. Daarna verschenen nog twee boeken voor volwassenen: de roman Het dochtertje van de wasvrouw (1973) en de verhalenbundel De man met de hamer (1975). De drie boeken werden goed ontvangen, waarbij er vooral waardering was voor de stijl. Ze waren echter geen verkoopsucces.
Dat was wel het geval met zijn debuut als kinderboekenschrijver. Met de poppen gooien (1975), over de dagelijkse belevenissen van de nieuwsgierige, onbevangen Madelief, betekende definitief zijn doorbraak als schrijver. Critici waren vol lof over het boek. Naast de trefzekere stijl werd het vooral gewaardeerd omdat het vernieuwend was. Nieuw was bijvoorbeeld dat er kinderen én volwassenen in voorkwamen met al hun hebbelijk- en onhebbelijkheden. En niet alles was pais en vree; onderlinge ruzietjes werden ook beschreven. Het boek bood daarbij volop ruimte voor de verbeelding van de lezer. In 1976 ontving het de Gouden Griffel.
Er volgden nog vier delen over Madelief. De meeste waardering was er voor Krassen in het tafelblad (1978), waarin Madelief ontdekt waardoor haar overleden oma nooit echt gelukkig is geweest. De hechte constructie van het verhaal oogstte veel lof. Aan dit boek werd in 1979 ook een Gouden Griffel toegekend.
Absurdistische avonturenverhalen
In Tin Toeval en de kunst van het verdwalen (1987), Tin Toeval en het geheim van Tweebeens-eiland (1987) en Tin Toeval in de onderwereld (1993) beleeft Tin samen met twee vriendjes allerlei avonturen, maar anders dan bij de boeken over Madelief zijn die in deze reeks minder realistisch van aard. Het betreft nogal absurdistische avonturenverhalen, over onder meer verborgen schatten, piraten, geheimzinnige reizen en een ondergrondse kookfabriek.
Polleke
Op het eerste gezicht vertonen de vijf boeken over Polleke (1989-2001) meer overeenkomsten met de Madelief-serie. Ook in deze reeks staan de dagelijkse belevenissen van een nieuwsgierig, kritisch meisje centraal, maar een verschil is dat er meer maatschappelijke thema’s aan de orde komen. Pollekes ouders zijn gescheiden, haar vader is verslaafd, ze zit in een klas met leerlingen met uiteenlopende culturele achtergronden en de ouders van haar Marokkaanse vriendje Mimoen hebben moeite met hun vriendschap. Sommige recensenten hadden kritiek op de veelheid aan maatschappelijke onderwerpen, maar toch was ook de Polleke-reeks zeer succesvol. Het eerste deel, Voor altijd samen, amen (1989), werd bekroond met een Gouden Griffel en voor Ik ben Polleke hoor! (2001) ontving Guus Kuijer de Woutertje Pieterse Prijs 2003.
Zoals gezegd zijn de boeken over Tin Toeval avonturenverhalen waarin fantasie een grote rol speelt. Dat laatste is ook het geval bij Hoe Mieke Mom haar maffe moeder vindt (1978), over Mieke die zich in een absurde wereld bevindt met nogal boosaardige mensen. Aardige mensen komt Mieke alleen tegen in het ‘gekkenhuis’. In een interview met Jan Brokken zei Guus Kuijer dat hij het boek had geschreven omdat hij genoeg had van het door de Madelief-verhalen ontstane imago van de ‘goede aardige jongen die zo positief over de mensheid schrijft’.
De veelzijdigheid van Guus Kuijer blijkt ook uit de andere genres die hij beoefende. Dierenverhalen bijvoorbeeld, waaronder Eend voor eend (1983) en Olle (1990), en de dystopische roman De zwarte stenen (1984).
Het afwijzen van elke vorm van hiërarchie klinkt in al zijn boeken door. Dat is zeer zeker ook het geval met Het boek van alle dingen (2004), over Thomas die opgroeit in een streng protestants milieu met huiselijk geweld en daartegen in opstand komt. Over dit boek zei Kuijer tegen Montferland Journaal: ‘Het jongetje in het verhaal ben ik eigenlijk zelf.’ In 2005 werd het boek bekroond met een Gouden Griffel.
Het geminachte kind
Zijn opvattingen over opvoeden in het algemeen heeft Kuijer expliciet verwoord in de bundel opstellen Het geminachte kind (1980), waarin hij zich kritisch uitlaat over alle vormen van maatschappelijke hiërarchie. Kort gezegd komt het er op neer dat hij tegen opvoeden is. Het gaat om leven met elkaar, volwassenen en kinderen. Kinderen verdienen respect, net als volwassenen.
Met deze opvattingen sluit hij aan bij pedagogen als Jan Ligthart (1859-1916) en Theo Thijssen (1879-1943). Net als Theo Thijssen vindt hij dat een schrijver in de eerste plaats schrijver moet zijn en geen opvoeder. Hij schrijft in Het geminachte kind: ‘Pedagogen zijn de vijanden van de literatuur. Een schrijver moet niet willen opvoeden.’
Waardering en betekenis
Guus Kuijer is een zeer gelauwerd auteur. Behalve de al genoemde Gouden Griffels en de Wouter Pieterse Prijs heeft hij tal van andere prijzen in de wacht gesleept. Zo waren er verschillende Zilveren Griffels, onder meer voor Grote mensen, daar kan je beter soep van koken in 1977, en in 1988 voor Tin Toeval en de kunst van het verdwalen en voor Tin Toeval en het geheim van Tweebeens-eiland. In 1979 ontving Guus Kuijer voor zijn gehele oeuvre de Staatsprijs voor Kinder- en Jeugdliteratuur (nu de Theo Thijssen Prijs) en in 2020 de Constantijn Huygens Prijs. Internationaal was er ook brede erkenning van de kwaliteiten van zijn schrijverschap. In 2012 werd aan hem, als eerste Nederlander, de Astrid Lindgren Memorial Award (ALMA) uitgereikt.
Het werk van Guus Kuijer is veelvuldig door recensenten beoordeeld. Naast veel lof waren er soms kritische kanttekeningen. Deze betroffen onder meer zijn uitgesproken opvattingen. Overigens werden kritische opmerkingen vaak snel weersproken. Unaniem zag iedereen de kwaliteiten van Kuijers werk. ‘Wat kan die man schrijven’, betoogde Judith Eiselin bijvoorbeeld in NRC-Handelsblad (16 maart 2001).
Het succes van het werk van Guus Kuijer blijkt ook uit het feit dat verschillende boeken zijn bewerkt voor televisie-, film- en theaterproducties. Zo hebben de Madelief-boeken begin jaren negentig geleid tot een televisieserie, terwijl Krassen in het tafelblad is bewerkt tot film (1998). Ook van de boeken over Polleke en van Het boek van alle dingen zijn films gemaakt. Dat laatste boek is eveneens bewerkt voor een theatervoorstelling, net zoals Hoe Mieke Mom haar maffe moeder vindt.
Lawines razen. Podcast over kinderboekklassiekers
Een podcast waarin klassieke Nederlandstalige kinderboeken opnieuw gelezen en besproken worden met schrijvers van nu. In aflevering 5: Hoe Mieke Mom haar maffe moeder vindt.