Dirck Volckertsz. Coornhert

Katholiek en publicist op vele terreinen
Amsterdam, 1522 - Gouda, 29 oktober 1590

Is criminaliteit uitroeibaar? De geleerde en schrijver Dirck Volckertsz. Coornhert dacht van wel, als er maar zorgvuldig nagedacht werd over de oorzaken van criminaliteit en als de maatregelen daar maar bij pasten. Hij formuleerde het zelf in zijn Boeventucht (1587) als volgt:

Oorzaken van de toename van het aantal misdadigers
Men vindt onder deze oorzaken (naast enige andere) er drie die vooropstaan, nl. toelaten dat arme mensen in ledigheid brassen; de verwachting van zulke mensen ongestraft te blijven en ook hun geringe angst voor een akelig ochtendje, zoals zij het noemen.

1. Gebrek aan aandacht voor handel en wandel van de armen
Al is het zeker zo dat de overheid zorgvuldig behoort te letten op de handel en wandel van het arme deel van de bevolking, gebeurt dat echter in geen van de steden waarover ik inlichtingen heb kunnen krijgen. Daarom vervalt de arme jeugd, slecht opgevoed als zij is, gemakkelijk tot lanterfanten, dobbelen en drinken, en indien hun armoede hen niet in staat stelt dergelijk niets opbrengend brassen te bekostigen: hoe moet het geld anders verkregen worden dan met slechte middelen? Zoals het spreekwoord suggereert:

Wie niets verdient en niets heeft,
voortdurend in kroegen leeft,
en de kroeghoudsters goed betaalt,
is ’t niet een groot raadsel vanwaar hij ’t haalt?

2. Verwachting ongestraft te blijven
Want wanneer dergelijke luie slempers onder de misdadigers geraken, bemerken zij dat hun aantal groot, en de hoeveelheid gestraften uit hun midden klein is, aangezien ze zelden gevangen genomen worden, omdat de boeren bang zijn dat hun eigendommen door hen in de as gelegd worden, en de gerechtelijke ambtenaren dat ze de onkosten langdurig moeten voorschieten. En daardoor in de verwachting onopgemerkt te kunnen stelen en roven, en te ontkomen of licht gestraft te worden, gaan deze lieden onbekommerd over tot het bedrijven van misdaden, teneinde zodoende in ledigheid en overdaad te kunnen leven.

3. Geringe angst voor de dood
Maar gesteld al dat hen het ongeluk mocht treffen gevangen genomen of gedood te worden, dan nog menen zij dat eens flink uit de band springen wel een aframmeling waard is. En wanneer zij in deze lijn wat voortfilosoferen, zien zij in dat zij toch eenmaal moeten sterven, door ziekten of anderszins, verkiezen zij een korte, plotselinge dood boven een lange, slepende, en menen zij dus ook dat de straf van de overheid [nl. de doodstraf] hen genadiger behandelt dan de natuur zelf. Ook vinden zij dat zij minder risico lopen en meer profijt behalen dan de soldaten, die in nijpende armoe deelnemen aan gevaarlijke veldtochten en schermutselingen met de vijand (naar men zegt) voor vier stuivers per dag en ’s avonds een mes door hun strot.

Als er nu geschikte middelen gevonden kunnen worden om de hiervoor genoemde drie oorzaken van de groei van het aantal misdadigers weg te nemen, dan zal vermindering daarvan zeker verwacht kunnen worden. En het komt mij voor dat de eerste en voornaamste oorzaak zal verdwijnen, ingeval men in de steden, en ook in de grotere dorpen, de volgende of daaraan gelijke verordeningen opstelt en er nauwgezet de hand aan houdt.


Rasp- en spinhuizen

Aan het einde van de zestiende eeuw nam in veel Hollandse steden de criminaliteit in rap tempo toe. Oorzaken waren de ontreddering door de oorlog en de komst van duizenden immigranten zonder werk. Humanisten en politici dachten na over remedies. Men vond de doodstraf geen goede oplossing, en van pijniging, verminking of langdurige opsluiting in een nauwe, donkere cel zouden de veroordeelden geen betere mensen worden. Er moest een straf komen waardoor criminelen hun leven zouden beteren en waarvan de samenleving zou kunnen profiteren. Verschillende steden zagen wel wat in zo’n win-win-situatie en bouwden tuchthuizen, waar zwaar en nuttig werk moest worden verricht.

De bekendste voorbeelden zijn het rasphuis voor mannen en het spinhuis voor vrouwen in Amsterdam. Het rasphuis aan de Amsterdamse Heiligeweg ging open in februari 1596. Er zaten zo’n zeventig mannen gevangen, die paarsgewijs harde boomstammen moesten raspen. Het hout kwam uit Zuid-Amerika en werd gebruikt voor verffabricage. De gemiddelde productie was veertig pond houtvezels per koppel per dag. Het eten was eenvoudig maar voedzaam. Wie niet wilde werken, moest aan de ketting. De bewakers waren niet zuinig met lijfstraffen.

Behalve criminelen en zwervers zaten er ook ‘wittebroodskinderen’ in het rasphuis: moeilijk opvoedbare jongens die op verzoek van hun eigen familie een tijdje werden opgesloten. Bij toeristen, vooral buitenlandse, was het Amsterdamse rasphuis een trekpleister. Voor een stuiver entree mochten ze naar binnen. Let wel, niet om de gevangenen te bezoeken of te troosten, maar om hen te bezichtigen.

Durf te denken: Coornhert

Animatie over Coornhert uit het HUMAN-programma 'Durf te Denken' door Sverre Fredriksen en Leander Huizinga op basis van tekst van Leon Heuts en verteld door Hadewych Minis. In 'Durf te Denken' maak je in 12 afleveringen kennis met 12 filosofen. Waar vind je hun gedachtegoed terug om je heen, op straat?

Dirck Volkertsz. Coornhert: Tafel-lied 'Wy dancken den waard' in Lied-boeck (1575)

In dit filmpje wordt Dirck Volkertsz. Coornherts tafel-lied 'Wy dancken den waard' in Lied-boeck uit 1575 getoond en voorgelezen.