Cornelius Martinus Spanoghe was theoloog, vanaf 1781 drukker en boekhandelaar en daarnaast dichter, vertaler en schrijver. Hij begon als religieus en moralistisch dichter en groeide in de jaren 1780 uit tot een van de felste politieke schrijvers van zijn land. In de Zuidelijke, Oostenrijkse Nederlanden, het huidige België, was in die periode, de revolutie losgebarsten. Spanoghe koos niet voor de revolutionairen, maar voor keizer Jozef II en vocht daarmee tegen de stroom in.
Verdediger van de politiek van Jozef II
Zo goed als al het werk dat Spanoghe schreef - in het Frans of in het Nederlands – stond in dienst van de politieke situatie. Zo publiceerde hij in 1784 anoniem De zes-en-tagentig wonderbaere gezigten ofte rampspoedige voorzeggingen van den verligten Jonas der agthiende eeuw over het trotserende Nederlands Ninive (1784). Het is een fraai staaltje van verlichte opinievorming, zogenaamd gedrukt in Enkhuizen. In werkelijkheid verscheen de tekst in Antwerpen en de schrijver onthulde zijn persoonlijke visie op de politiek en de toekomst van het land.
Ik Jonas, die behoor tot de verlichten der achttiende eeuw, zal hier ontvouwen mijn voorkomende geheimen, of wonderbare gezichten; niet alleen van hetgeen reeds is voorbij gevlogen, of van hetgeen tegenwoordig is; maar ook van hetgeen wel haast staat te geschieden.
Net als veel andere verlichte auteurs besefte Spanoghe dat hij meer invloed op het publieke debat kon uitoefenen door middel van kranten en tijdschriften. Daarom startte hij het eerste, in Antwerpen verschenen politieke dagblad van de Zuidelijke Nederlanden: de Dagelyksche en algemeyne Europische Mercurius (1789). Ook hierin maakte Spanoghe propaganda voor de keizer. Na verschijning van deze krant sloegen zijn tegenstanders zijn drukkerij en boekwinkel ‘Au Cabinet Littéraire’ kort en klein en staken de inboedel in brand. Spanoghe werd hierdoor nog radicaler en reageerde met uitermate wraakzuchtige publicaties, zoals Het verlost Nederland (1791), dat volgens de titelpagina afkomstig was ‘Uit de drukkerij der waarheid’. Deze tekst schreef hij nadat de revolutionairen in 1789 keizer Jozef II hadden verjaagd. Het is het meest radicale geschrift tegen de rooms-katholieke geestelijken uit de achttiende-eeuwse Zuid-Nederlandse letterkunde.
Genadeloze kritiek op revolutionairen
De auteur rekent erin af met wat hij ziet als de oorzaken van de revolutie: bijgeloof, fanatisme, religieuze vooroordelen, onwetendheid en uiteraard de menselijke hartstochten en gebreken. Vooral de rooms-katholieke geestelijken, die veel invloed op het volk hadden, en de leiders van de revolutie worden genadeloos bekritiseerd. Een van die leiders, de minnares van de advocaat Hendrik van der Noot, beschrijft Spanoghe weinig subtiel als een corrupte hoer:
De Pineau, beter bekend onder de naam van soevereine hoer van Brabant, komt hier in zedige en schijnheilige kledij te voorschijn, haar ware houding, om tijdens de opstand de ogen van de bevolking te bedriegen; immers een hoer is in staat om alle rollen te spelen: in de ene hand houdt zij de staf van de dwingelandij om te laten zien dat zij haar invloed op het heersend gezag had, wat zij vaak heeft getoond; want als iemand een ambt verlangde, vulde men De Pineau de hand en hij was zeker van de post; verder had zij al het Vaart-canaille en het grauw van Brussel in de tang, die zij door het uitdelen van geld tot plunderingen, vervolgingen, moorden en vangen aanzette; dat dit volk haar wonderwel bediende en gehoorzaamde is geenszins te verwonderen, soort zoekt nu eenmaal soort.
Naderhand publiceerde Spanoghe ook nog de ‘chronique scandaleuse’ van de Brabantse Omwenteling: Levens-beschryving der Nederlandsche ex-souvereyne bloedhonden en van des zelfs aenhang (1791-1792), een reeks van zesendertig brieven waarin opnieuw de politiek van Jozef II werd verdedigd.