Aernout van Overbeke

Moppentapper
Leiden, 15 december 1632 – Amsterdam, 19 juli 1674

Arnoud van Overbeke is bekend geworden om zijn korte, geestige gedichtjes, ook wel epigrammen of puntdichten genoemd. In de moppen uit Van Overbekes Anecdota klinkt soms de actuele situatie door, bijvoorbeeld over katholieke pastoors die uit hun ambt waren gezet:

Nadat de papen [katholieke geestelijken] uit een bepaald dorp verdreven waren, kwam de predikant van dat dorp toevallig in een andere stad met een van die verdreven papen aan de praat, die de dominee berispte dat hij de katholieken altijd uitschold voor grijpende wolven. ‘Ja’, zei de dominee, ‘dat heb ik gezegd en dat houd ik staande’. ‘Met permissie, dominee, wat zijn de gereformeerden zelf dan?’ ‘Schapen van Christus’, antwoordde de dominee. ‘Ik heb evenwel nooit gehoord dat de schapen de wolven verdreven’. [1536]

Van Overbeke vertelt ook een anekdote over Hugo de Groot, die reeds als kind de meeste volwassenen in intelligentie en kennis voorbijstreefde:

Een kardinaal, die een jongeling van twaalf jaar een geleerd gesprek hoorde voeren, zei: ‘Kinderen die in hun jeugd al zo wijs zijn, worden als volwassenen onnozel en verliezen hun verstandelijke gaven’. Waarop de jongeling antwoordde: ‘Dan moet gij in uw jeugd zeer excellent zijn geweest’. [1629].

Ook de dichter Pieter Corneliszoon Hooft komt in Van Overbekes moppenboek voor:

Toen iemand aan Pieter Corneliszoon Hooft, de drost van Muiden, iets ongeloofwaardigs vertelde en daaraan toevoegde: ‘Ik zou het zelf niet kunnen geloven, ware het niet dat ik het met mijn eigen ogen gezien had’, reageerde de drost: ‘Houd het mij dan ook maar ten goede dat ik het niet kan geloven omdat ik het niet heb gezien’.