Geschiedenis van de Nederlandse strip in de twintigste eeuw

Het beeldverhaal in vele gedaanten

Een stripalbum is gedurende de tweede helft van de twintigste eeuw een boek op groot formaat met gekleurde plaatjes en tekst, meestal niet dikker dan 48 bladzijden. Maar verhalen vertellen met beelden bestaat al veel langer. Denk aan het tapijt van Bayeux (1068) waarin met geborduurde beelden wordt verteld over de slag bij Hastings. Of nog langer geleden, rotstekeningen in grotten over de jacht van prehistorische mensen.

Strips in kranten

Hoewel er ook in Nederland al ruim voor de twintigste eeuw strips en cartoons worden gemaakt, worden ze pas echt populair door de publicatie in kranten vanaf de jaren 1920. Henk Backer tekent al vervolgstrips in die tijd. In 1941 verschijnt het eerste verhaal van Tom Poes door Marten Toonder in de krant. Hij zou later door de Bommelstrips een van de belangrijkste striptekenaars van Nederland worden. In hetzelfde jaar begint Alfred Mazure met de detectivestrip Dick Bos. De bezetting is een moeilijke tijd voor Nederlandse tekenaars. Wie wil blijven publiceren in kranten en dus een inkomen behouden, moet zich aanpassen aan de bezetter. Er zijn maar weinig tekenaars die echt foute strips maken; de meeste strips zijn onschuldig vermaak, met soms verborgen boodschappen. Pas na de bevrijding komt de Nederlandse strip weer echt op gang. De papierschaarste is voorbij en tekenaars kunnen weer zelf bepalen wat ze maken. De Toonderstudio’s van Marten Toonder worden een kweekvijver voor de talenten die de naoorlogse Nederlandse strip vormgeven. Deze strips hebben de tekst onder de tekeningen. Maar in Dick Bos worden tekstballonnen gebruikt. Detective Dick Bos beleeft zijn avonturen over de hele wereld en gevechten win hij altijd met zijn jiu-jitsu-techniek. De strip wordt zó populair dat zijn verhalen al snel in losse boekjes worden gepubliceerd.

Vertalingen van buitenlandse strips en Nederlandse varianten

Mede door de komst van de Canadese en Amerikanen soldaten met hun comics, floreert de Nederlandse strip en verschijnen er ook steeds meer vertalingen van buitenlandse tijdschriften. Het Franse Spirou wordt vanaf de jaren vijftig in Nederland en Vlaanderen als Robbedoes uitgegeven, Kuifje-tekenaar Hergé introduceert zijn eigen tijdschrift Kuifje en ook Donald Duck verschijnt vanaf 1952 wekelijks. De Nederlandse variant van deze populaire jeugdstripbladen is gebaseerd op Sjors van de Rebellenclub van Frans Piët. Het tijdschrift dat ooit als bijlage bij de Panorama begon krijgt allerlei verschillende namen, totdat het Sjors wordt. Samen met het blad Pep zijn dat de twee populairste Nederlandse bladen. Ze worden later in 1975 samengevoegd tot Eppo, dat na een tijd gestopt is maar in 2009 weer terugkeert. Veel tekenaars die nu nog actief zijn of van wie het werk bekend is bij een groot publiek, publiceerden in Sjors, Pep en Eppo. Martin Lodewijk (Agent 427), Jan Steeman (Sjors en Sjimmie, Arad en Maya, Roel Dijkstra), Henk Kuijpers (Franka), Dick Matena (De Argonautjes, Virl), ze begonnen vaak in de Toonder-studio’s, werkten zich op tot auteurs met eigen verhalen die werden gepubliceerd in Eppo en later werden herdrukt als albums. Veel van die series bestaan nu nog, maar net zoveel zijn gestopt door een gebrek aan voorpublicatiemogelijkheden. Vervolgverhalen maken kost veel tijd en dus geld en een tekenaar kan dit eigenlijk alleen bewerkstelligen als zijn werk al wordt aangekocht voor het is gepubliceerd.

'Underground-tekenaars'

Naast de strips in publieksbladen zijn in de jaren 1960 en 1970 veel zogenaamde ‘underground-tekenaars’ actief. In navolging van tekenaars als Robert Crumb in Amerika, verzetten ook in Nederland tekenaars zich tegen de gevestigde orde en al dan niet onder invloed van drank en drugs. Peter Pontiac, Joost Swarte en Evert Geradts richten zelf tijdschriften op zoals Tante Leny, Modern Papier en Gummi. Artistieke expressie vinden zij belangrijker dan een vast inkomen. Maar vanaf begin jaren 1980 is die trend een beetje voorbij. Er zijn nog altijd nieuwe tekenaars met nieuwe, volwassen onderwerpen die een podium zoeken om zich te presenteren. Maar door gebrek aan belangstelling van professionele tijdschriften blijft de ‘smallpress-wereld’ voor hen van belang. Of men richt eigen semi-professionele tijdschriften op zoals de Vrije Balloen of Zone 5300. Door toenemende invloed van de computer kunnen tekenaars tegenwoordig steeds méér zelf bepalen wat en hoe hun werk verschijnt. De onlinestrip neemt hand over hand toe.

In jaren 1990 doet zich nog een andere ontwikkeling voor, de graphic novel wordt populair. De striplezers van vroeger zijn ouder geworden en willen nu volwassen verhalen lezen. Graphic novels hebben meer diepgang, zijn vaak wat dikker en worden merendeels op normaal boekenformaat gepubliceerd. Je vindt ze in toenemende mate op leeslijsten terug.

Bekijk de eerste Nederlandse Donald Duck online:

Het Klokhuis: strips

Item over strips in Het Klokhuis (2005), opgenomen in Het Nederlands Stripmuseum. Presentatie: Margreet Beetsma.

In De Hoofdrol: Willy Vandersteen

Op 19 januari 1987 was Willy Vandersteen te gast bij Mies Bouwman in het televisieprogramma 'In De Hoofdrol'. Als enige Belg ooit maakte hij zijn opwachting in deze legendarische talkshow in Nederland.