Een dichtgenootschap exclusief voor vrouwen

De rol van vrouwen in het literaire genootschapsleven
Geschreven door Evi Dijcks

In de achttiende eeuw mochten vrouwen niet zomaar deelnemen aan de literaire wereld. Dichtgenootschappen waren doorgaans niet vrij toegankelijk voor vrouwelijke auteurs, zij mochten hoogstens erelid worden en bij festiviteiten aanwezig zijn. In Delft richtte dichteres Anna van der Aar de Sterke daarom in 1782 een eigen genootschap op voor geïnteresseerde vrouwen uit haar omgeving. Het genootschap, dat de naam Die Erg Denkt Vaart Erg In ’T Hart kreeg, had als doel om vriendschap en kennisoverdracht te combineren. Anna van der Aar bekleedde een belangrijke positie: met haar inkijk in de genootschapswereld en literaire kennis fungeerde zij als leermeester voor haar medeleden.

Vrouwen in dichtgenootschappen

De achttiende eeuw was een eeuw van genootschappen; van militaire tot wetenschappelijke genootschappen. Vooral in de tweede helft van de achttiende eeuw werden er veel dichtgenootschappen opgericht. Die genootschappen waren echter niet voor iedereen toegankelijk: het duurde tot 1772 voordat de eerste vrouwen lid werden. Vrouwen werden bovendien nooit volwaardig lid, maar kregen een honorair lidmaatschap aangeboden. Dit was een eretitel voor leden die enkel op afstand konden deelnemen en niet bij vergaderingen aanwezig mochten zijn, met uitzondering van feestelijke gelegenheden. Dit type lidmaatschap was niet uitsluitend voor vrouwen, ook mannen konden honorair lid zijn. Voor vrouwen was het echter ook meteen het hoogst haalbare: zij werden standaard uitgesloten van publieke genootschapsactiviteiten omdat er van hen werd verwacht dat ze zich over het huiselijke domein zouden ontfermen. Ook zouden zij mogelijk de mannen afleiden van hun literaire werk.

Anna van der Aar de Sterke

Eén van de eerste vrouwen die lid werd van de gevestigde dichtgenootschappen, was Anna van der Aar de Sterke (1755-1831). Van der Aar groeide op in Leiden in een welgestelde familie. Haar vader Theodorus van der Aar de Sterke stimuleerde haar literaire ambities van jongs af aan. Tussen de boeken die hij voor haar kocht zaten ook genootschapsbundels, waarin de poëzie van leden werd verzameld en uitgegeven. Al op negentienjarige leeftijd kreeg de dichteres honoraire lidmaatschappen aangeboden van verschillende grote genootschappen in Leiden, Den Haag en Rotterdam.

Gedurende haar leven schreef Anna van der Aar een grote hoeveelheid gedichten. Deze gedichten – of waarschijnlijk een selectie daarvan – heeft zij gebundeld in twee grote manuscripten. De bundels vormen een verslag van de literaire activiteiten van Van der Aar, met als een van de belangrijkste gebeurtenissen de oprichting van het dichtgenootschap Die Erg Denkt Vaart Erg In ’T Hart in 1782.

Die Erg Denkt Vaart Erg In ’T Hart

Die Erg Denkt bestond in totaal waarschijnlijk uit vijftien vrouwen. De leden waren afkomstig uit de hogere sociale klasse van Delft en omstreken en veel van hun echtgenoten bekleedden hoge functies in het stadsbestuur. Het genootschap kwam tenminste een keer per week op zaterdag bijeen, maar soms nog vaker. Deze bijeenkomsten vonden wisselend bij de leden thuis plaats. Het vaakst was Anna van der Aar aan de beurt: haar huis aan de Oude Delft in Delft beschikte over een zitkamer met royale boekenkast die met gemak plaats bood aan de groep vrouwen. Het laatste bekende gedicht van het genootschap dateert uit 1824, toen de vrouwen nog regelmatig samenkwamen. Mogelijk zijn de bijeenkomsten gestopt na het overlijden van Van der Aar in 1831.

De centrale positie die Anna van der Aar binnen Die Erg Denkt innam wordt duidelijk uit dit netwerk van vrouwen: alle leden waren vrienden en/of (schoon)familie van de dichteres en leerden elkaar kennen via het genootschap. In andere gedichten in de bundels van Van der Aar worden deze vrouwen ook weleens genoemd. Van der Aar was duidelijk de meest ervaren dichteres en zij nam dan ook de rol van leermeester op zich. Uit haar genootschapsdichten wordt duidelijk dat zij het als haar taak zag om haar vriendinnen te onderwijzen en zich zo gezamenlijk te verbeteren. Ze schrijft zelf regelmatig gedichten om op de bijeenkomsten voor te dragen en moedigt haar medeleden aan om dat ook te doen. In de bundel van het genootschap vinden we daarnaast reacties van Van der Aar op gedichten van andere leden, waarin zij – in dichtvorm – verbeteringen voorstelt voor de betreffende teksten.

Vriendschap

Vriendschap was de centrale pijler van het genootschap. Dat blijkt uit het gedicht ‘Ter herdenking der verjaaring van het vriendschapkweekende gezelchap […]’ dat Anna van der Aar schreef ter gelegenheid van het zevenjarige jubileum. Van der Aar richtte dit gedicht aan haar medeleden en een lid in het bijzonder: Susanna l’Ange (1766-1785). l’Ange, die vier jaar eerder overleed, was Van der Aars beste vriendin en leerling in de dichtkunst. Aan haar schrijft ze:

Gy immers waardt met ons toen wy dees vriendenry
Door lust tot weetenschap, op zuiv’re gronden stichten
En vonden wy vermaak in ’t Godgeheiligd dichten;
Dan was ik u tot Raad, en gy ook weer voor my:

Uw vrienden koomen noch geduurzaam by elkaar!
En schoon den aardbol, word door twist van een gereeten;
De vriendschap heeft altoos in deezen kring gezeeten
Heur grondslag rust daar op Reeds volle seeven jaar.

Dit fragment toont het belang van vriendschap voor de groep vrouwen: vriendschap is wat hen verenigt in tijden van grote maatschappelijke onrust en politieke omwentelingen.

Door lust tot wetenschap

Volgens het in de achttiende eeuw nog altijd populaire literaire voorschrift utile dulce moest het aangename verenigd worden met het nuttige. ‘Het oogmerk was alleen waar toe ’t is opgerigt/ Om Godvrucht, Wetenschap, met Leeslust zaam te paren’, schrijft Van der Aar in 1809, wanneer het genootschap nog steeds actief is. Binnen Die Erg Denkt gebeurde dit door dichten, voordragen, lezen en zingen. Gelezen en voorgedragen werd er onder andere uit de boekencollectie van Anna van der Aar. De vrouwen schreven daarnaast gezamenlijk in een bundel. Uit dat handschrift werd niet alleen tijdens de vergaderingen gelezen en voorgedragen, de leden namen het ook beurtelings mee naar huis om stukken van anderen te herlezen en verbeteren of om zelf nieuwe gedichten toe te voegen.

Het eerste vrouwengenootschap?

Die Erg Denkt Vaart Erg In ’T Hart is het vroegst bekende vrouwengenootschap in de Nederlandstalige literatuurgeschiedenis. Het is echter erg waarschijnlijk dat er veel meer vergelijkbare kleine genootschappen en clubs hebben bestaan, maar dat zij simpelweg (nog) niet (her)ontdekt zijn. Van informele gezelschappen zijn vaak minder of geen bronnen bewaard gebleven. Vrouwelijke auteurs zochten daarnaast vaker hun toevlucht tot handgeschreven teksten dan mannelijke auteurs, omdat zij hun werk minder makkelijk in druk konden uitgeven dan mannen. Waarschijnlijk waren er veel meer groepen vrouwen die het heft in eigen hand namen en zichzelf opleidden.