De Atlas maior van Joan Blaeu (1662-1665)

Geschreven door Tycho Maas

Een landkaart is nooit een neutrale of objectieve weergave van de wereld, maar ontworpen met een bepaalde bedoeling. Literatuurwetenschappers lezen geen kaarten om de weg te vinden in de wereld, maar om die gedachtewereld achter de kaart te leren kennen. Wat is er afgebeeld en wat niet? En hoe staat het precies afgebeeld en beschreven?

De duurste atlas in de Nederlandse geschiedenis biedt een goed voorbeeld voor zulk onderzoek: J. Blaeus grooten atlas, oft, Werelt-beschryving, in welcke 't aertryck, de zee, en hemel, wordt vertoont en beschreven. Aan de hand van een paar voorbeelden bekijken we hoe de gedachtewereld van Blaeu en zijn publiek naar voren komt in de atlas.

Een monumentale atlas

Joan Blaeu had in 1638 het succesvolle Amsterdamse uitgeefbedrijf van zijn vader overgenomen. Deze gaf beroemde schrijvers als P.C. Hooft en Jacob Cats uit, maar zijn specialiteiten waren wereldkaarten en globes. De Atlas maior, zoals de Grooten atlas in het Latijn heet, was het paradepaard: een bron van kennis en statussymbool die alleen betaald kon worden door de rijkere klasse, zeker als je de kostbaarste versie met ingekleurde kaarten had besteld. Zoals de titel aangeeft, zou de atlas niet alleen bestaande kennis over de aarde bevatten, maar ook over de zee en de sterren. Uiteindelijk bleef het project beperkt tot het aardrijk, dat inderdaad wordt ‘vertoont en beschreven’: wie de atlas kocht, kreeg elf delen van in totaal wel vierduizend bladzijden tekst, zeshonderd kaarten, en daarnaast nog andere afbeeldingen.

Zeventiende-eeuwse kopers keken in de atlas om te zien waar de verre oorden lagen die Europese zeevaarders in die tijd bezochten, en ze lazen wat er over deze landen en hun bevolking bekend was sinds de vroegste Bijbelse en klassieke geschriften. Dat waren in de zeventiende eeuw nog altijd de grote autoriteiten voor kennis over de wereld.

De Grieks-Romeinse invloed is direct herkenbaar in Blaeus voorwoord, waar hij de lezer de omvang en opzet van zijn atlas verklaart: 

Goetwillige Leser, Sy en oordelen niet qualijck, die de Historie noemen het oogh der Burgerlijcke wijsheit, en de Aerdrijkcks-beschrijving het oogh en licht der Historien. 

De aardrijkskunde is noodzakelijk voor de geschiedschrijving, en de geschiedschrijving is het zintuig waarop de wijsheid van de burgerij berust. Blaeu baseert zich hier op de Griekse schrijvers Herodotus en Strabo. Aardrijkskunde helpt verklaren waarom beschavingen succesvol werden (of waarom niet), en is dus onlosmakelijk verbonden met de loop van de geschiedenis, en de verslaglegging daarvan.

De hemel in kaart gebracht

Blaeu begint zijn atlas met een kaart van de ‘Weerelt’ (afbeelding 2). Dat is voor hem ‘alles wat voor oogen sienlijck is, te weten, Hemel en Aerde’. Voordat Blaeu dus de geschiedenis van alle landen en volkeren uitlegt, laat hij eerst zien welke plek de aarde heeft in de schepping als geheel. Die schepping is opgebouwd uit vier elementen of stoffen: aarde, water, vuur, lucht. De continenten worden omgeven door oceanen, die samen zweven in lucht, die aan de buitenrand een lichtende vuurkring vormt. Vanaf het bovenmaanse herhaalt het zich, met de zon brandend in de vierde kring, en andere vurige sterren in de achtste (afbeelding 1). De schepping volgt patronen en het klassieke, Ptolemeïsche wereldbeeld past daarbinnen: de aarde staat in het midden, en daaromheen draaien de planeten en sterren in een logische volgorde. Blaeu bespreekt trouwens wel dat er ‘recent’ discussie is ontstaan of de aarde wel in het centrum van het zonnestelsel staat. Copernicus’ beroemde studie Over de omwentelingen van de hemellichamen was reeds in 1543 verschenen, maar kennelijk nog geen gemeengoed.

Nieuwe werelden

Daarna volgen de prachtige landkaarten die Blaeus atlas bekendheid geven als hoogtepunt van cartografie. Weldra zouden ook de laatste contouren van de continenten kunnen worden aangevuld. Achter Australië, dat nog niet helemaal is ingetekend, verwachtte men een uitgestrekt zuidland dat de landmassa op het noordelijk halfrond in evenwicht zou brengen. Blaeu noemt het de ‘Onbekend weerelt ofte Magellanica’ (naar de Portugese ontdekkingsreiziger Fernão de Magalhães). Om dezelfde reden verwachtte men aan de zuidpool een ‘Antarctica’ (Latijn: tegengestelde van het Noorden), om de Noordpool (Arctica) die al bekend was, in balans te brengen. In Blaeus tijd wist Europa nog geen tweehonderd jaar van het bestaan van Amerika, dat daarom ‘Nieuwe Wereld’ werd genoemd.

De oude wereld bestond uit Europa, Azië, en Afrika. Na de zondvloed had Noach volgens het Bijbelboek Genesis (10) zijn drie zonen uitgezonden om deze drie continenten opnieuw te bevolken. Blaeu begint deel 2 van zijn atlas met de afzonderlijke landen van Europa. En hij mag dan Amsterdammer zijn, hij begint niet met Nederland, maar met Italië: ‘’t grootste landschap van Europa en nu ter tijdt het eenige cieraadt des Roomschen Rijcks.’ Karel de Grote liet zich in Rome tot keizer kronen door de Paus, schrijft Blaeu, en herstelde zo het West-Romeinse Rijk in een christelijke context. In Rome komen de twee grote uitgangspunten van Blaeus atlas samen.

De Nederlanden in beweging

Wanneer Blaeu in deel 3 de Nederlanden behandelt, doet hij dat in twee delen: voor en na de Opstand. Het ‘Konincklijck Nederlandt’ onder Spaanse overheersing omvatte ‘Seventien Nederlantsche Provintien’. In 1662 hadden de Noordelijke Nederlanden zich vrijgevochten van Spanje en spreekt Blaeu van ‘’t Vereenighde Nederlandt’. Hij beschrijft de situatie van voor en na de Opstand met ieder een eigen titelblad en overzichtskaart, wat aangeeft hoe belangrijk de Opstand was.

Deel 3.1 heeft op het titelblad het wapen van de Spaanse koning (afbeelding 3) en op de overzichtskaart zijn de zeventien provinciën van de Noordelijke en Zuidelijke Nederlanden veelzeggend tezamen afgebeeld (afbeelding 4). In deel 3.2 volgen de vrije of verenigde Nederlanden, die bestaan uit Gelderland, Holland, Zeeland, Utrecht, Friesland, Overijssel en Groningen (afbeelding 6). Op het titelblad staat het wapen van de Republiek der Zeven Verenigde Provinciën met een leeuw met zeven pijlen, met daaronder het (Latijnse) motto: Concordia Res Parvae Crescunt (‘Eendracht maakt macht’) (afbeelding 5). De afbeelding van de leeuw met zwaard en pijlen staat tot op de dag van vandaag op het Nederlandse paspoort, al is het onderschrift nu vervangen door de (Franse) wapenspreuk van het koningshuis (Je maintiendrai, ‘Ik zal handhaven’). Aan mensen die beweren dat Nederland in zijn huidige vorm voor een belangrijk deel in de zeventiende eeuw gevormd is, biedt Blaeus atlas beslist argumenten. Tegelijkertijd beschouwt Blaeu de aardse stand van zaken slechts als tijdelijk: Nederland is een vlekje op de rok van een goddelijk universum en een fase in de christelijke heilsgeschiedenis. Blaeus atlas laat zien dat alle kennis over de wereld tijdgebonden is.

Zo laat zijn atlas duidelijk het wereldbeeld van Blaeu zien: aardrijkskunde en geschiedenis zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden, en in de wereld is een duidelijke, logische scheppingsorde zichtbaar.

Verder lezen