Het Antwerpse landjuweel van 1561

Hoogtepunt van de rederijkerscultuur
Geschreven door Mariam Sarhdaoui

In 1561 verzamelden de Brabantse rederijkerskamers zich in Antwerpen voor het slotfeest van een lange reeks van literaire wedstrijden. Het werd tegelijk het hoogtepunt én de laatste grote samenkomst van de rederijkers.

Landjuwelen en rederijkerij

Landjuwelen waren oorspronkelijk wedstrijden tussen schuttersgilden uit het oude hertogdom Brabant (grotendeels de huidige provincies Noord-Brabant, Antwerpen, Vlaams- en Waals-Brabant). Het oudste bekende schuttersfeest dateert van 1411. Op deze feesten, die niet aan taal gebonden waren, begonnen de schietwedstrijden geleidelijk aan aangevuld te worden met komische toneelopvoeringen. De Brabantse rederijkers organiseerden vanaf het einde van de vijftiende eeuw naar dit voorbeeld wedstrijden tussen de verschillende rederijkerskamers. Rederijkerskamers uit andere gewesten waren uitgesloten van de wedstrijden. Deze poëtische en retorische wedstrijden gingen gepaard met optochten in de organiserende stad. De landjuwelen werden georganiseerd in cycli, waarbij een volledige landjuweelcyclus bestond uit een reeks van zeven wedstrijden. Wie won moest de volgende wedstrijd organiseren.

In Brabant vonden er tussen 1475 en 1561 twee van die cycli plaats. De cyclus die tussen 1515 en 1561 werd georganiseerd, vond plaats in Mechelen (1515), Leuven (1518), Diest (1521), Brussel (1532), weer Mechelen (1535), weer Diest (1541) en ten slotte Antwerpen (1561). Er waren zo’n vijftien kamers die deelnamen aan deze cyclus. Soms zat er meer, soms minder tijd tussen de landjuwelen. Dat hing af van wanneer de gewonnen kamer in staat was de volgende wedstrijd te organiseren. Oorlogen of financiële moeilijkheden konden hier bijvoorbeeld een stokje voor steken.

De uitgereikte prijzen zouden aanvankelijk ‘juwelen’ genoemd zijn geweest, wat de naam van ‘landjuweel’ verklaart. De hoofdprijs van een landjuweel was een zilveren schaal (of een beker) die de organiserende kamer had laten maken. Met de eerste wedstrijd in een landjuweel kon er één schaal worden verdiend, met de tweede twee schalen, enzovoort, tot zeven dus. De organiserende kamer gaf hierbij de zelf gewonnen schaal of schalen door en liet er nog één bijmaken.

Die hoofdprijs was bestemd voor de winnaar van de esbattementenwedstrijd. Een esbattement was een komisch toneelstuk. Er konden echter ook prijzen gewonnen worden in andere categorieën. Zo won de best uitgedoste kamer bij de optocht een prijs voor ‘het schoon inkomen’. 

Op landjuwelen en andere wedstrijden kwamen verschillende literaire genres aan bod. De hoofdwedstrijd, het eigenlijke landjuweel, was een esbattementwedstrijd. Hierbij moest iedere kamer een vermakelijk (kluchtig) toneelstuk opvoeren. Ook organiseerden de rederijkers vaak een wedstrijd rond een centrale vraag, een zinne, bijvoorbeeld: ‘Wat zet de mens het meest tot de kunsten aan?’ of ‘Wat is de beste troost voor een stervende?’ Met een spel van zinne (waarbij de zinne de gestelde vraag is in het toneelstuk) moest men een antwoord geven. Andere wedstrijdcategorieën waren de liederen en het rebusblazoen. Dat was een soort wapenschild met daarop een rebus. De oplossing van die rebus was een spreuk of een leus.

Het landjuweel van 1561

De Antwerpse kamer De Violieren won de zesde wedstrijd in Diest in 1541. Zij waren dan ook de organisatoren voor het allerlaatste landjuweel van de cyclus. De wedstrijd vond plaats in augustus van het jaar 1561 te Antwerpen en werd het beroemdste landjuweel. Dit is ook het landjuweel waarover we het meeste weten. Het oorspronkelijke plan was om de wedstrijd te laten doorgaan in 1544. De politieke, religieuze en sociaal-economische moeilijkheden strooiden echter roet in het eten. De oorlogen tijdens de heerschappij van Keizer Karel zorgden voor een zware belastingdruk op de Nederlandse gebieden. Pas in 1559 werd er vrede gesloten. De overheid was echter wantrouwig tegenover rederijkerskamers en zeker de wedstrijden, waarop wel eens openlijk of verhuld het protestantisme werd geprezen. Toch kon de wedstrijd nog plaatsvinden, met de nodige censuur. De deelnemende kamers werden door bodes persoonlijk uitgenodigd. Zij brachten een uitnodigingskaart in rederijkersstijl en daarbij het reglement mee. Ook dat was vormgegeven als een gedicht, dat hieronder volgt.

Eerste strofe: uitnodiging met verwijzing naar de Violieren en vermelding van de prijs voor de mooiste intrede:

Tjonstich Versamen, der Apostolen Christi,
En hun minlijck afscheyden, van alle twist vry, 
Hebbende ontfanghen, den Gheest der gratien, 
Dien selven Gheest In welcke gheen arghelist sy, 
Wenschen wy u Broeders, elck constich Artist by, 
Voor vele Jonstighe salutatien, 
Om u tontfanghene, In Recreatien, 
Sijn wy Schilders, nu ghegordt en gheschoeit, 
Midts dat den Peys, ons bevrijdt van turbatien, 
Dus versoeckt Tviolierken, twelck nu lustich bloeit, 
Deur Rhetorices liefde, u hier toe spoeit.

Verstandighe, Edele constighe gheesten, 
Wy bidden u al tsamen, minst metten meesten, 
Compareert in Augusto den derden dach 
Maer, niet min dan Sesthiene. Compt ter feesten, 
Van eenen tot sessen, suldy volleesten 
U te presenterene, sonder verdrach, 
Men sal u inhalen, alsoomen plach, 
Wie triumphanst Incompt van den meerder Steden, 
Schoonst / Figuerlijcst, als hier naer volcht, soo elck best mach, 
Met meest volcx van ghetale, reyn van seden, 
Een Schale van ses Oncen, winnet met vreden.

Vermelding voor de prijs van het blazoen en het ‘versieren’ van de herberg waar de rederijkers verblijven:

Wie sijn Devijse, ons Constichst presenteert, 
Met vier Derthienen, aerdich pronuncieert, 
Van buyten, oft van binnen, daer leeght niet ane, 
Ons Devijse, is voor hem gheordineert, 
Twee Oncen swaer, om Tweede, oock neerstich studeert, 
Een Violierken, staet hem tontfane, 
Weghende een Onee, noch comt ten vermane, 
Verciert u Logijs, naer noene Rijckelijck, 
Van vieren tot vijfven, soot behoort te stane, 
Sdaechs voor u Spel, met een Punct Poëtijckelijck, 
Appliceret tot Vrede onbeswijckelijek.

De prijs voor het beste esbattement, het meest plechtige kerkbezoek:

Wie met minst fauten, speelt dbeste Ebatement, 
Sin, Dicht, beyde beghonnen en volent, 
Al nieu, eerbaer, sonder schimp oft vilonye,
[...]
Wie schoonst en solemnelijcst, doet sijnen Kerckganck, 
Wint eenen Salvator, voor sijnen danck,

De prijs voor het beste zinnespel, met vermelding van het thema:

Een nieu Spel van Sinnen, maer neemt vroech u beghin, 
Stichtende vermaent, en weest niemant crinckende, 
Wijsselijck, Figuerlijck, verclaerdt uwen sin, 
Seven hondert reghelen lanck, wat meer oft min. 
Daer in solveert dees Vraghe, met scientie, 
Deur schoonen stijle, en nieuwe Inventie, 
Dwelck den Mensche, aldermeest tot Consten verweet, 
Laet wercken den Gheest, en doet diligentie, 
Op dat ghy voor Thoochste, met Reverentie, 
Eenen schoonen Roosen Crans van Thien Oncen trect,

De prijs voor de beste acteur:

Wie de beste Personagie speelt van al, 
Van eerst tot lest nae eysch, tsy in wat spels toeval, 
Daer hen die toehoorders meest in verhueghen, 
Met goey contenantien, en minst fauten smal, 
Des Gheests gratie, als een Duyve winnen sal, 
Twee Oncen swaer sijnde, naer sijn vermueghen, 
Een Verghulde Tonghe, sonder lueghen, 
Van een Once voor Tweede, maer wacht u siet,
Van quaey grimmagien, die niet en dueghen, 
Daer hem Iemant in mocht verschricken iet, 
Die Const en vruecht begheert, die schoudt verdriet.

Prijs voor mooiste versiering met vuur, en een waarschuwing om geen ruzie te maken:

En midts dien Broeders, dat nu is tleste, 
Soo bidden wy, werct alom naer tbeste,
Tis nu Peys, dus u selven gheensins en spaert, 
Thoont couragie, schoudt toecomende queste, 
Voighende Demandement , En voorts de Reste, 
Voor tschoonste Vieren, is den Salmander bewaert, 
Vier Oncen swaer, Tweede twee, den selven aert, 
Op datmen niet en derf, arghelistich strijen, 
Alle u batteringhe, int Loten verclaert, 
Watmen dan verswijcht sal voor by lijen, 
Daer Vrede is, salmen alle twist mijen.

Slotstrofe:

Voor CONCLUSIE Broeders, werdt u ghescreven, 
Die boven de behoorte, sijn achter bleven, 
Wiltse ontfanghen, op haer Verletten , 
Midts dat ghy sijt, als wy, wy, als ghy, daer neven 
Hebben wy ons Advijs den bode ghegheven, 
Hoemen tJugement, sal stellen in wetten, 
Bidden wilt u Advijs, oock daer neven setten, 
Op dat wijt, int Loten te lichter Ramen, 
En ons als Broeders, met gheen discoort besmetten, 
Hier met wensschen wy u, welvaert, in GODS namen, 
Die u laet by ons, uyt Jonsten versamen.

Voor het eerst werd er ook een haagspel georganiseerd in combinatie met het landjuweel voor de minder rijke kamers. Het doel was zo veel mogelijk mensen naar Antwerpen te krijgen. Van het podium waarop dit alles zich afspeelde is een afbeelding bewaard (zie afbeelding 4). De opbouw ervan duurde maar liefst anderhalve maand.

Op 3 augustus 1561 was het eindelijk zo ver. Veertien kamers namen deel en trokken de stad binnen in feestelijk kostuum, met muziek en zang, vergezeld van tientallen praalwagens. De stoet bestond uit enorm aantal leden: er waren meer dan dertienhonderd ruiters, lakeien, narren (die als statussymbool dienden), 219 praalwagens, allegorische personages, edellieden. De hele tocht door de stad duurde twaalf uur lang en eindigde op de Grote Markt. De prijs voor het schoon inkomen ging naar Het Mariencransken uit Brussel, die de andere kamers kennelijk overtroffen in hun pracht en praal.

Na de intrede keerden veel lieden die geen deel uitmaakten van een kamer (magistraten, ambachtslieden, ...) terug naar huis. Vervolgens werd er vergaderd om de jury of keurraad samen te stellen, wat pas op 6 augustus definitief lukte, en werd de volgorde van optreden geloot. De laatste dag voor het begin van de effectieve wedstrijd, nodigde het Antwerpse stadsbestuur de vooraanstaanden, waaronder de prinsen, hoofdmannen en dekens, uit voor een banket met een opvoering. Vijf dagen na de intrede, op vrijdag 8 augustus, brak dan eindelijk het begin van de toneelwedstrijd aan. Elke kamer had anderhalve dag om de verschillende aspecten van hun uiteenzetting op te voeren. Nadat de Lischbloeme op 21 augustus als laatste had opgetreden, sloten de Violieren als ontvangende kamer af met het Oerloff oft Adieu.

Op 25 augustus kwamen de juryleden uiteindelijk samen voor hun beraad. Na verschillende stemrondes ging de hoofdprijs van het landjuweel naar de Moyses Bosch (’s-Hertogenbosch). Zij zouden de volgende landjuweelcyclus op gang moeten trekken. Er werden nadien ook prijzen uitgedeeld voor subcategorieën, zoals de beste proloog, het beste poëtelijck punt (een toelichting op het blazoen van de kamer), de beste acteur. Op dit laatste landjuweel werd voor het eerst in deze cyclus ten slotte nog een prijs uitgereikt voor de beste spelen van sinne, die naar De Roose ging (Leuven). Hoewel er wat misnoegdheid en geruchten over fouten bij de stemming de ronde deden, was de wedstrijd beslecht.

Bij de terugkeer van de rederijkers van de Moyses Bosch in ’s-Hertogenbosch op 14 september vierde de stad uitbundig de overwinning, waarbij de rederijkers hun winnend esbattement nogmaals opvoerden. Hoewel deze kamer nu de volgende cyclus moest starten, was dit voorlopig het laatste grote rederijkersfeest. Niet lang na 1561 barstten namelijk in noord en zuid de godsdiensttwisten los. Er zouden later nog wedstrijden volgen, ook in de Noordelijke Nederlanden, maar die waren veel kleinschaliger. Met dit Antwerpse Landjuweel werd in 1561 dus anderhalve eeuw rederijkerij in pracht en praal afgesloten.

Erfenis

In 1922 blies men het landjuweel in Vlaanderen nieuw leven in als een wedstrijd voor amateurgezelschappen die het tegen elkaar opnemen om de landjuwelentrofee te winnen. Ook bestaat er sinds 2019 een landjuweel voor studenten. Daarbij strijden acht studentenkringen van verschillende universiteiten uit Vlaanderen en Nederland om twee prijzen: de juryprijs en de publieksprijs.