Op het Rapenburg, vlakbij de Leidse universiteit, runde Elie Luzac in de achttiende eeuw een succesvolle boekwinkel met uitgeverij. Hij profileerde zich vooral met filosofische, staatsrechtelijke en economische publicaties. Daarnaast gaf hij tijdschriften uit, zoals de Nederlandsche Letter-Courant (1759-1763). Deze werken – veelal door Luzac zelf geschreven – ademden de overtuiging: alles mag worden gezegd, als je maar niemand beledigt of ophitst.
De Republiek als internationaal uitgeefcentrum
Vanaf omstreeks 1725 maakte het Nederlandse boekbedrijf een ongekende bloeiperiode door. Dankzij lage belastingen, goed en goedkoop papier, uitstekend opgeleid personeel en vrijheid van drukpers groeide de Republiek uit tot een van de publicatiecentra van Europa. Hiervan profiteerden met name de uitgevers van hugenootse afkomst, die veel Franse boeken publiceerden. Zij hadden een breed netwerk onder Franse bestsellerauteurs en maakten gebruik van de uitstekende logistieke mogelijkheden van de Republiek. Hier konden zij bijna alles drukken – alleen na klachten werd er soms een gedrukt boek verboden – en de functies van drukker, uitgever en boekverkoper op commercieel aantrekkelijke wijze combineren. Eén van de uitgever-verkopers die zo een glansrijke carrière opbouwde, was Elie Luzac.
Vrijheid van meningsuiting
Persvrijheid was voor Luzac cruciaal. Als Verlichte uitgever was hij een groot pleitbezorger van vrijheid van meningsuiting. In zijn Essai sur la liberté de produire ses sentimens (1749) betoogde hij dat alleen via vrijheid van meningsuiting de mensheid voortgang kan boeken. Onderdanen hebben het recht hun overheid terecht te wijzen, stelt Luzac, maar andersom geldt ook: de overheid mag optreden tegen mensen die voortdurend anderen de mond willen snoeren.
Zelf schuwde hij de confrontatie niet. Beroemd en berucht was zijn uitgave van L’homme machine (De mens een machine) uit 1748. Hierin beweerde arts-filosoof Julien Offray de La Mettrie dat de mens een automaat was. Het boek schoot in het verkeerde keelgat bij de kerkelijke autoriteiten, die zagen hoe La Mettries materialistische visie een bom legde onder het onbetwiste gezag van God en de mens onthief van de plicht zich te verantwoorden voor haar zonden. Het boek werd tot in de verste uithoeken van Europa verboden, maar Luzac bracht er (in het geheim en zonder zijn naam te vermelden) diverse herdrukken van op de markt.
Orangistische idealen
In politiek opzicht was Luzac conservatiever. Tijdens de Nederlandse Revolutie (1780-1800) koos hij partij voor de orangisten. Hoewel hij zijn politieke tegenstanders, de patriotten, alleen met woorden en niet met geweld bestreed, wisten zij hem te vinden. Op straat werd hij door gewapende patriotten achternagezeten en in vele pamfletten werden zowel Luzac zelf als zijn standpunten aangevallen en belachelijk gemaakt.
Zo bleek voor Luzac de persvrijheid ook een keerzijde te hebben. Hij zag met lede ogen aan hoe sommige mensen die vrijheid misbruikten om kwaad te spreken over anderen. In een van zijn tijdschriften, Reinier Vryaarts Openhartige Brieven (1781-1784), schreef hij dat de patriotten en uitgevers van smaadschriften en schandprenten
geen andere bedoeling hebben dan hun medemens, ongeacht diens status, te vernederen, te bezoedelen, en voor iedereen voor gek te zetten; het volk op te hitsen en aan te zetten tot moord, roof en brandstichting.
geene andere bedoeling hebben dan zynen evenmensch, zonder onderscheid van rang, waardigheid, en staat, te onteeren, te bezwalken, en voor de goede gemeente tentoon te stellen; het volk heethoofdig te maaken, en hetzelve op te wekken tot moord, roof, en brand.
Het doek valt
Aan het einde van de achttiende eeuw valt het doek voor Luzacs boekhandel. De stadhouder was in 1795 gevlucht naar Engeland, en gewapende Franse revolutionaire troepen stonden klaar om met steun van de patriotten in het landsbestuur het roer over te nemen. Orangistische idealen kon men maar beter voor zich houden. De 75-jarige Elie Luzac was moegestreden. Een geschikte opvolger was ver te zoeken. Toen ook zijn handelspartner Jan Hendrik van Damme met de noorderzon was vertrokken, nadat hij Luzac had opgelicht, leek de eens zo florerende boekhandel niet meer te redden. Eén van zijn dochters bood Luzac een helpende hand, maar ook haar inspanningen konden niet voorkomen dat de boekhandel aan het Rapenburg in Leiden gesloten werd.
Niet alleen de zaak van Luzac hield op te bestaan. Ook andere grote boekhandels en uitgeverijen die de boekenmarkt in de achttiende eeuw gedomineerd hadden, sloten rond de eeuwwisseling hun deuren. De Nederlandse Revolutie en de onderwerping van de Republiek aan Frankrijk deden uiteindelijk de economie volledig ineenstorten. Papierschaarste, strenge censuur en toenemende concurrentie met Franse en Duitse boekhandelaren legden een zware druk op de Nederlandse boekenwereld. Boekhandelaren gingen zich steeds meer toeleggen op de binnenlandse markt. Op de internationale markt waren ze uitgespeeld.