D’edele Sandastra of Cyprische Medea

J. van Royen, 1680

In literatuur kan alles. Daar gaat het regelmatig over dingen die alleen maar in de fantasie en niet in de werkelijkheid kunnen gebeuren, maar even zo goed kan literatuur heel dichtbij de werkelijkheid blijven. In 1680 verscheen een anonieme roman waarin beide zaken aan de hand waren. D’ edele Sandastra. Stralende uyt Asia in Europa. Of Cyprische Medea haakte zowel in op de fantasie als op de realiteit. De uitgever had het bewust zo gekozen: hij wilde bewijzen dat heksen niet bestonden en gebruikte het verhaal voor die boodschap.

Flaptekst

Veel romans uit de zeventiende eeuw hebben een lange titel om de lezer nieuwsgierig te maken naar de avonturen die het boek brengt - een voorloper van de huidige flaptekst. De titel van de tekst die in 1680 in Amsterdam te koop was bij de boekhandel van Jacob van Royen in de Kalverstraat, is een goed voorbeeld:

D’edele Sandastra. Stralende uyt Asia in Europa. Of Cyprische Medea. Behelsende het wonderseltsame leven en wedervaringen van haar, soo in Cypris, Tripolis, Jerusalem, Constantinopolen, als in Vrankrijk. Met desselfs betichting van Toverye in Sweden, en verhandelingen aldaar: beneffens vele rampspoeden soo by haar uytgestaan, als ontmoet. Vermengt met veel besondere vermakelijkheden des verstants, bestaande in aardige redenen, spreuken, vragen en antwoorden. Met kopere Konst-platen verciert.

Het gaat over avonturen in verschillende landen, een beschuldiging van tovenarij en daarbij nog vele rampen. Daarbij zijn ook nog allerlei andere vermakelijke zaken en illustraties (kopergravures) opgenomen. Wie die edele Sandastra is, wordt in het voorwoord door de uitgever (die waarschijnlijk tevens de auteur of vertaler van de tekst is) verteld. Het is een edelsteen die van buiten zwart is maar als je hem openbreekt van binnenuit stralen uitzendt, helder als de zon. Deze steen heeft de eigenschappen van de deugd die verborgen in de mensen leeft en helder is als kristal. Die steen/deugd is Medea van Cyprus, die in Azië, Frankrijk en Zweden furore maakte en die terecht op een troon mag zitten. Ze is afgebeeld op de titelplaat.

Behalve de tot slaaf gemaakte Afrikaan met de stralende edelsteen en de blanke Medea op haar troon zijn nog vijf mannen en een wild dier afgebeeld (en een rat of muis rechtsonder!). De mannen zijn de voornaamste andere personen uit het verhaal, dat lange tijd een liefdesgeschiedenis is.

Jaloezie

De liefde begint op Cyprus, tussen Medea en Isidoor. Jaloezie van anderen en wantrouwen bij Isidoor maken een einde aan hun geluk. Medea wordt onterecht beschuldigd van bedrog in de liefde en verkleedt zich als man om het bedrog te ontmaskeren. Dat mislukt: ze wordt gevangen weggevoerd naar Tripolis. Daar wordt de vrouw van de koning verliefd op deze mooie man. Natuurlijk loopt dat uit op een drama en Medea zal onthoofd worden. Net voor de executie wordt haar identiteit bekend. Ze mag alsnog met Isidoor trouwen en is gelukkig met hem en hun twee kinderen, totdat die sterven. Een vriend haalt hen over om christen te worden en zo verplaatst het verhaal zich via Jeruzalem en Constantinopel naar Europa. Nadat Isidoor bij een schipbreuk overleden is, beleeft Medea als alleenstaande weduwe allerlei avonturen in Frankrijk. Daar ontmoet ze ook een zekere Ceresat, die haar man zal worden.

Tot dusver is de roman een aaneenschakeling van avonturen die nog eindeloos door kunnen gaan. Heel veel romans waren zo opgebouwd en dat zegt iets over het leesgedrag. Je kon deze boeken in stukjes lezen: het ging niet zozeer om de lange spanningsboog, maar om de spanning van de afzonderlijke stukken. Lang niet alles wat er gebeurt is reëel, maar de boodschap is helder: Medea is standvastig en eerlijk en daardoor overwint ze al het bedrog, ongeacht van welk verschrikkelijk feit ze nu weer beschuldigd wordt.

Intussen heeft de auteur/uitgever nog een plan, dat hij bij nader inzien in het voorwoord al verklapt had. Van Royen betoogt daar dat de edelsteen Sandastra en de deugd allebei aan de wetten van de natuur onderworpen zijn. Zoals het een natuurwet is dat ijzer door vuur eerst zachter wordt en bij afkoeling weer harder, zo is alles volgens natuurlijke wetten te verklaren. Voor kenners was dit rond 1680 duidelijk genoeg: dit ging over de discussie of er hogere machten dan de mens bestonden, toverij bijvoorbeeld, en voor sommige vrijdenkers ook: of er een God bestond. Op die discussie haakt de rest van het verhaal in.

Tovenarij

In Frankrijk is de vraag of tovenarij bestaat het gesprek van de dag. Medea gelooft er niet in: zij wijst op de kracht van de natuur, bijvoorbeeld planten met medicinale werking. Maar in Zweden schijnen duivelse mensen enkele dorpen te terroriseren:

Courtin [een Fransman] wist de wonderlijke ontroeringen [invloeden] en uitwerkingen der toverijen in ’t dorp Mohra en Elfdalen, te verhalen, waar de inwoonders, door die duivelse mensen, en schelmen, mede geplaagd werden, die, door zeker verbond met den duivel gemaakt, door subtiele, onbekende middelen, des mensen verstand, leven en gezondheid beschadigen, beneffens [naast] andere schepselen, als het gedierte, de bomen, kruiden [planten], de lucht, de aarde, en wateren.

Een illustratie beeldt enkele gevolgen af: de duivel verschijnt als geit en verbrandt zich, zijn as wordt gezaaid waardoor het vee sterft, een tovenaar spreekt bezwerende formules, vrouwen vliegen rond op bezemstelen en leveren hun kinderen aan de duivel uit.

Medea reist naar Zweden, waar ze een heksenproces bijwoont en met behulp van planten bewijst dat de zogenaamde verborgen krachten van de natuur niets bovennatuurlijks hebben, maar door de mens begrepen en gemanipuleerd kunnen worden. In dit stuk van het boek is opeens de letterlijke tekst van een pamflet uit 1670 ingevoegd, over een heksenproces! In onze ogen is het net of er een stuk uit de krant in de tekst geplakt is. Medea krijgt opnieuw gelijk en nu is het verhaal ook afgelopen: ze leeft met haar Ceresat nog lang en gelukkig in Frankrijk.

Descartes

Sensatie genoeg! Wat valt achteraf over deze roman te zeggen? In elk geval dat auteur/uitgever Van Royen wilde benadrukken dat tovenarij niet bestaat. Of hij het verhaal over Medea, de titel en de namen ergens vandaan had – misschien uit het Frans? – is niet bekend. Wel weten we dat Van Royen boeken uitgaf die het bijgeloof in heksen en magie bestreden. Hij was een aanhanger van Descartes, die de macht van de natuur op wetmatige wijze verklaarde en geloofde dat de mens op den duur alle natuurwetten kon ontdekken.